Lieve lezer(essen)s van mijn wandelavonturen,
Geen wandelavontuur? Nee, dat is het slechte nieuws.
Nu het goede nieuws: hier volgt een reisverslag van ons uitje naar het ‘Rijksmuseum van Oudheden’ te Leiden.
Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (http://www.rmo.nl)
Maandag 11 maart 2018
De Griekse, de Egyptische maar ook de Sumerische, de Babylonische en de Assyrische geschiedenis interesseert mij bijzonder. Tot en met 25 maart organiseert het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden de tentoonstelling ‘Nineveh’. Daar willen Orchideetje en ikzelf naar toe. Helaas door de griep wat later dan gepland, maar nu gaat het toch echt gebeuren.
We stappen in de vertraagde sprinter en sukkelen van station naar station. De conducteur roept om dat de motoren niet meewerken en dat de trein in Amersfoort uit de vaart wordt genomen. Tja, het is alles achterstallig onderhoud en zo lang mogelijk doorrijden.
Ik denk dat de oorzaak ligt in het feit dat de NS voor honderden miljoenen het schip is ingegaan met de Fyra affaire. Dat geld moet toch worden terugverdiend. Gelukkig rijdt de volgende sprinter (eigenlijk onze beoogde) op tijd en even over elven zijn we in Leiden.
In zo’n tien minuutjes lopen we naar het museum, kijk daar is het.Voor de twee kassa’s staat geen rij, dus de tickets hebben we vlot. Eerst maar de KMA.
Ik had zo’n trek dat ik vergeet om een foto te maken.
Tja, eerst maar de geschiedenis, die is behoorlijk gecompliceerd. Ik gebruik gedeeltelijk de teksten van Mw. Drs. Josine Kooiker (Josine, je vindt het toch niet erg dat ik teksten gebruik verstrekt tijdens je college’s?), maar ook teksten die ik op internet vond.
En dan nog een aantal teksten die ik fotografeer op de tentoonstelling (maar die komen straks). En natuurlijk teksten uit het tentoonstellingsboek ‘Nineveh’.
Tja, de Assyriërs waren in dit gebied niet de eersten. De Sumeriërs waren er eerder.
Met dat stukje geschiedenis begin ik.
Historisch overzicht Sumerië
Sumerië werd vermoedelijk voor het eerst bevolkt vanaf 4500-4000 voor onze jaartelling door een volk dat door archeologen wordt aangeduid als Obeidiërs of Ubaidiërs naar het dorp al-Ubaid waarvan resten zijn gevonden. Dit volk legde moerassen droog en zorgde voor irrigatie, zodat landbouw mogelijk werd. Ook dreven ze handel en was er pottenbakkerij en leerlooierij.
De Sumeriërs trokken rond 3500 voor onze jaartelling het gebied (Mesopotamië = land tussen de rivieren) binnen. Hun herkomst staat niet vast, wellicht zijn ze afkomstig uit het Oosten en verwant aan de scheppers van de Indus-cultuur.
Verdeling van het land in stadstaten. Aan het hoofd van priesterschap en stad staat de stadsvorst (lugal = ‘grote man’) als drager van de staatsmacht en opperpriester. De tempel is politiek, religieus en economisch centrum.
Schrift: Het tempelbeheer wordt gevoerd met behulp van een daarvoor ontworpen schrift (eerst beeldschrift, later abstracte tekens, die met griffels of spijkers worden ingekrast in zachte klei: spijkerschrift).
Kunst: in de plaats van de stempelzegels komen de rolzegels (ambtszegels tot verzegeling van de voorraadvaten in het tempeldomein); daarnaast plastiek in aardewerk, steen en metaal. Begin van een grote sculptuur (o.a. de marmeren vrouwenkop uit Uruk).
Religie: oudste Sumerische drie-eenheid: Enlil, Anu en Ea (Enki), daarnaast de zonnegod Utu, de maangod Nanna en de liefdesgodin Ianna.
Getallensysteem
Zestig-tallig getallensysteem voor de dagindeling (24 uur, 60 minuten, 60 seconden) en verdeling van de cirkel in 360 graden.
2800-2500 voor onze jaartelling: vroeg-dynastlsche tijd
Langzaam binnendringen van de Semieten. Mesilim van Kisj wordt eerste koning der koningen. Nippur wordt religieus centrum. Het ‘religieuze staatssocialisme’ (= eenheid van staat en tempel) wordt opgegeven. Bouw van stadsmuren (in Uruk door Gilgamesi).
De op terrassen-torens gebouwde tempel wordt geperfectioneerd tot ziggurat (verscheidene op elkaar geplaatste verdiepingen, door trappen met elkaar verbonden, vormen met de tempel op de top de ‘tempeltoren’).
Vanaf 2500 voor onze jaartelling eerste dynastie van Ur, gegrondvest door Mesannipadda. Beroemd zijn de na 1922 opgegraven koningsgraven: 16 graven van koningen en vorstinnen danwel priesteressen, met rijke grafgiften en bijgezettenen, die vrijwillig, door het drinken van gif, meegaan in de dood (deze zede is vermoedelijk ceremoniële navolging van de ‘heilige bruiloft’ tussen de godin Inanna en de god van de onderwereld Dumuzi).
Ongeveer 2500-2360 voor onze jaartelling eerste dynastie van Lagasj
De grondvester, Urnansje, bevrijdt zijn stad van de hegemonie van Kisj. De daden van zijn zoon Eannatum worden verheerlijkt door het eerste monument uit de geschiedenis: de zogenaamde ‘gierenstele’. Onder diens opvolgers strijd tegen de invloed van de priesterkaste. Met behulp van de ontevreden priesterkaste verovert Lugalzagessi van Urnrna (‘koning van de landen’) Lagasj, Ur, Uruk, Larsa, Kisj en Nippur; hij dringt door tot de Middellandse Zee. Tegenstander van deze laatste Sumerische heerser wordt het rijk van Akkad.
Sargon I van Akkad 2350-2300 voor onze jaartelling, ‘heerser over de vier werelddelen’, verovert Mesopotamië, grote delen van Syrië en Klein-Azië alsmede Elam.
Superioriteit door de nieuwe beweeglijke oorlogstechniek met werpspeer, pijl en boog, de gevechtsmethode van de woestijn, tegenover de Sumerische falanx met lange speer en zwaar schild. Sargon I sticht een gecentraliseerde staat, welker ambtelijke inscripties nu in de Akkadische taal worden gesteld, en hij bouwt een nieuwe hoofdstad: Akkad. De vorst is godkoning.
Nieuwe Akkadische godheden: Isjtar Annunitu en de zonnegod Sjamasj. Na Sargons I dood opstanden.
Zijn kleinzoon Narnm-Sin, de ‘god van Akkad’ 2270-2239 voor onze jaartelling, herstelt de macht van het rijk. Oorlogen in Zuid-Arabië en het Zagrosgebergte (uitgebeeld op de ‘Overwinningsstele’). Na zijn dood verval van het rijk en…
Overheersing van de Gutaeërs 2150-2050 voor onze jaartelling, invallers vanuit Iran, die verdreven worden door Utu-Hegal van Uruk. Restauratie van Sumer.
Derde dynastie van Ur 2050-1950 voor onze jaartelling
Heersers: Urnammu, Sjulgi, Bursin (= Amarsin), Sjusin, Ibi-Sin. Hernieuwing van het Sumerische rijk, Akkad en de tempels. Onder Sjulgi worden de stadskoningen tot provinciestadhouders van het nieuwe rijk. Door voltrekking van het ‘heilige huwelijk’ wordt Sjulgi tot godheid.
Bouw van een dodenhuis op de koningsbegraafplaats van Ur voor Sjulgi en diens ouders. Onder Sjusin binnendringen van Westsemitische stammen en bouw van een verdedigingslinie aan de midden-Eufraat. Handelsbetrekkingen met Indië. Ondergang van het rijk door oorlogen tegen de Elamieten en de koning van Mari.
In de beeldende kunst geen nieuwe motieven; de Sumerische literatuur beleeft haar hoogtepunt. De staatsmacht wordt gedragen door een hoogontwikkelde tempel- en staatseconomie met een enorm ambtenarenapparaat. In het begin van de derde dynastie streeft Gudea van Lagasj naar restauratie van de klassieke Sumerische tijd.
De rijkdom, door de handel verworven, maakt de bouw mogelijk van grote heiligdommen.
Vanaf 2000 invallen van de Semitische Kanaänieten in het rijk met als gevolg een sterke semitisering. Vorming van staten in Isin, Larsa en Babylon (‘Babyli’ = godspoort). Desondanks blijft het Sumerisch de cultustaal. Een laatste culturele en politieke bloei beleeft Sumer onder Rimsin van Larsa (1758-1698).
Tot zover het historisch overzicht. Hierna volgt nog een toelichting.
Sumerië wordt beschouwd als de eerste samenleving ter wereld waar alle kenmerken van een ‘beschaving’ aanwezig waren. Sumerië is dan ook een wieg van de beschaving, naast onder meer het oude Egypte en de Indusbeschaving, waarmee contacten waren.
Vroeg-dynastische periode: de Babylonische zondvloed-mythe
De oudst gedateerde versie van de Babylonisch zondvloed-mythe is fragmentarisch bewaard in het Sumerisch en gaat terug tot ongeveer 2600 voor onze jaartelling.
Zij behoort daarmee tot de oudst bekende literatuur. Er zijn sterke parallellen met de zondvloed-mythe zoals verwoord in de Bijbel, daterend van ongeveer 539-400 voor onze jaartelling, met Noach in de hoofdrol.
Volgens een bepaalde versie van de Mesopotamische zondvloed-mythe was Oetnapisjtim de wijze die als enige deze zondvloed overleefde. De goden Anu, Enlil, Ninurta en Ennugi hadden besloten de mensheid te vernietigen, omdat ze haar manier van doen beu waren. Maar de watergod Ea bracht Oetnapisjtim op de hoogte van deze samenzwering en zei dat hij een boot moest maken, en daarin het zaad van alle levensvormen onderbrengen. Toen maakte Oetnapisjtim een reusachtig schip van wel 120 ellen hoog. Daarin laadde hij zijn gezin, hun vee en talloze andere dieren en vogels en ook de zaden van alle gewassen. De avond dat hij hiermee klaar was begon er een vuile regen neer te vallen, en iedereen op aarde vluchtte ontzet naar alle kanten. Zes dagen en zes nachten hield de vloed aan.
Bij de dageraad van de zevende dag stopte deze plotseling. Het enige wat er van de mensheid overbleef was een grote hoop dikke modder.
Het schip van Oetnapisjtim was op de berg Nisir tot stilstand gekomen. Hij schreeuwde het uit van verdriet, toen hij alles en iedereen om zich heen vernietigd zag. Hij liet toen de ene vogel na de andere los van zijn boot, eerst duiven, dan zwaluwen, maar ze keerden alle terug, want nergens hadden ze een droge landingsplaats gevonden.
Toen Oetnapisjtim uiteindelijk een raaf losliet, bleek die niet terug te komen. Dit betekende dat ergens droog land te vinden moest zijn. Toen bracht Oetnapisjtim offers aan de goden vanaf de bergtop. Maar Enlil was razend toen hij merkte dat er toch nog een mens ontsnapt was aan de woede van de goden. Ea kon hem echter tot bedaren brengen. Daarna nam Enlil Oetnapisjtim en zijn vrouw bij de hand en vertelde hen dat ze vanaf nu onsterfelijk zouden zijn zoals de goden zelf.
De Babylonische ‘Noach’ spreekt (vertaling van de kleitabletten):
De duistere Hemelen braakten verschrikkelijke regen,
Benauwenis krampte om mijn hart haat ijzige vingeren.
En ik vlood ter arke. ’t Gericht der Goden voltrok zich! (vlood= vluchtte)
Nimoerta breste de Dam der Hemelse Wateren. (Ninoerta is een god; breste = maakte een gat)
Demonen zongen de ondergang, woest eentonig.
Het vreemde weer van de Dood loeide over de aarde.
De aarde werd eenzaam en naakt, neeg weerloos ten onder: (neeg = boog)
De wateren sloten zich over ’t leven der mensen.
De wateren sloten zich over woud en gebergte.
De machtige goden, aanschouwend ’t sterven der aarde,
Wendden af de witte gelaten, weken ten hemel, (gelaten = gezichten)
Kermend van weedom, en drongen als honden tezamen (weedom= smart)
En Isjtar krijt …’Wee, wee mij! (lsjtar = godin van vruchtbaarheid, regen enz.; krijt = roept)
De dood waart over de schone aarde! Wee, wee mij!
Als ik ellendige, ontlokte U, Goden, dit Oordeel!
Boosheid school weg in mijn raad! Ik, ik slechts ben schuldig!’
Zes dagen en nachten nu bruiste, ontzaglijk een valstroom,
De regen. Dan plotseling zweeg hij. Zo staat de stilte,
Groot, zacht en ernstig, over verlaten-een-slagveld.
Traag dreef het vaartuig ten Nisir-berg, en het schuurde
Over de ruige rotsen en haperde, en eindelijk
Lag het roerloos. Zes dagen lag het, zonder bewegen … Ik loste een duive.
En kringend wiekte zij diep ten hemel, en keerde.
Ik loste een zwaluw, een sidderend dierke .. Maar ’t keerde
Ik loste een rave, vlijm-ogige vogel. Voort vloog zij. (vlijm= zeer scherp)
Ver nog vernam ik ’t rumoer der vlerken en schel haar hunkerende roep.
En zij vond en keerde niet weder.
Alle vogelen der lucht nu loste ik, en jubelend
Naar de vier windstreken der wereld wemelden zij heen!
Een lamke offerde ik. Korenkorrels strooide ik ten bergtop. (lamke = lammetje)
Ik brandde het hout der cederen, en mirte.
En recht ter hemelen rees de reuke des Offers!
De goden wendden ’t gelaat verwonderd naar de aarde:
Als vliegen drongen zij te zamen rondom mijn gave!
En Isjtar trad in de ring der Goden en hoog hief zij
Anoe’s geschenk: een schoon en kostbaar gesteente. (Anoe = de hemelgod)
Zowaar ik o Goden, deze lapispislazuli nimmer (lapislazuli = een blauwe steen)
Vergeten zal, wil ik eeuwig u gedenken
De duistere dag van de wilde rampspoed der aarde!
In de Bijbel wordt een zondvloed beschreven. Er wordt verteld hoe God aan Noach de opdracht gaf een ark te bouwen. Er zou een grote vloed komen die alle leven, mens en dier zou vernietigen omdat ‘alle mensen op aarde slecht waren’ en ‘iedereen een verderfelijk leven leidde’, behalve Noach. Van alle dieren nam Noach een mannetje en een wijfje aan boord. Nadat Noach met zijn vrouw en kinderen aan boord was gegaan, ‘braken alle bronnen van de machtige oervloed open en werden de sluizen van de hemel opengezet’. Veertig dagen en nachten bleef het stortregenen, totdat het water 15 el boven de hoogste bergen uitsteeg en alle leven buiten dat in de ark was gedood. Hierna was de aarde 150 dagen met water bedekt.
Toen dacht God weer aan Noach en aan alle wilde dieren en het vee bij hem in de ark.
Op zijn bevel begon er een wind over de aarde te waaien, waardoor het water afnam.
Na weer veertig dagen liet Noach een raaf los, maar deze bleef rondvliegen. Daarna liet hij een duif los om te zien of er al ergens droog land was. De duif keerde eerst terug.
Toen Noach de duif zeven dagen later weer losliet, keerde het dier terug met een jong olijfblad. Weer zeven dagen later, liet Noach de duif opnieuw los en toen kwam het dier niet meer terug. Zo wist Noach dat de wereld weer bewoonbaar was. Uiteindelijk liep de ark Noach vast op het Araratgebergte.
De Bijbelse zondvloed-mythe
En God zeide tot Noach: ‘De ondergang van alle schepselen is door mij besloten, want de aarde is door hen vervuld met onrecht, zo zal ik hen van de aarde verdelgen. Maak u een ark van pijnboomhout’. En de sluizen des hemels werden geopend, en de regen stroomde neder, veertig dagen en veertig nachten. En de wateren wiesen en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde.
En de regen hield op. En de wateren vloeiden geleidelijk van de aarde weg, en ten einde van honderd en vijftig dagen rustte de ark op het gebergte van Ararat. En de wateren namen steeds meer af en in de tiende maand, op de eerste dag der maand, werden de toppen der bergen gezien.
Aan het einde van veertig dagen opende Noach het venster van de ark, en liet de raaf uit, die heen en weer vloog totdat de wateren van de aarde waren opgedroogd. Na zeven dagen liet hij de duif uit van zich, om te zien of de wateren waren verminderd van boven de aarde. Maar de duif vond geen rustplaats voor het hol van haar voet; zo keerde zij weder tot hem in de ark, want de ganse aarde was nog met water bedekt, hij stak zijn hand uit en nam ze tot zich in de ark. En wederom wachtte hij zeven dagen, en liet andermaal de duif uit de ark. En tegen de avondtijd kwam de duif tot hem terug, met een groen olijfblad in de bek; zo merkte Noach, dat de wateren van boven de aarde waren afgenomen.
Daarna wachtte hij nogmaals zeven dagen, en liet de duif uitvliegen, maar ditmaal keerde ze niet tot hem terug. Toen nam Noach het deksel der ark weg en zag uit, en zie: de aarde was droog!
En Noach bouwde de Heer een altaar en offerde brandofferen op het altaar.
En God zei: Mijn boog heb ik in de wolken gesteld, om te zijn tot een teken des verbonds tussen mij en de aarde.
Opmerking: de raaf is monogaam en blijft zijn hele leven bij zijn partner, zo ook de duif.
Akkadperiode (ongeveer 2350 – 2300 voor onze jaartelling.)
Al gedurende de vroeg-dynastieke periode slaagden individuele stadstaten erin hun grondgebied uit te breiden en andere staten te overheersen. Sargon I van Akkad slaagde er als eerste in een rijk te stichten dat langer stand hield. Het Akkadische Rijk strekte zich over grote delen van Mesopotamië uit en de Akkadische koningen beroemden zich erop ook veldtochten naar Syrië, Turkije en Libanon uitgevoerd te hebben. Sargon I bouwt een nieuwe hoofdstad: Akkad, deze is nog steeds niet gelokaliseerd. De oorzaken van de val van het Akkadische Rijk zijn onduidelijk; het overlijden van Sargon I, klimaatverandering en de inval van de Guti worden als oorzaken genoemd.
Overigens, over de geboorte en de jeugd van Sargon I bestaan tal van legendes (gevonden op kleitabletten). Volgens één van de verhalen werd hij, omdat hij een onwettig kind was, als baby door zijn moeder in een rieten mand gelegd, waarna hij over de rivier de Eufraat stroomafwaarts dreef. Zo werd hij gevonden door een Sumerische boer, die het jongetje opvoedde als zijn eigen kind. Sargon, zo vertelt het verhaal, groeide op tot een man van aanzien en werd hofschenker van de koning van Kish, de meest noordelijk gelegen stad van Sumerië.
2050 – 1950 voor onze jaartelling de derde dynastie van Ur
De derde dynastie van Ur, werd gekenmerkt door een wederopbloei van de Sumerische steden. Daarom wordt dit tijdperk ook wel de Sumerische wedergeboorte of renaissance genoemd. De telgen uit het derde koningsgeslacht van Ur vestigden opnieuw een groot rijk in het Tweestromenland. Ongeveer 100.000 kleitabletten, gebruikt in de paleisadministratie, werden door archeologen teruggevonden. Uit de teksten op deze tabletten blijkt dat het paleis de hele economie regelde en de tempel overvleugelde.
Het rijk van Ur ging uiteindelijk definitief te gronde door inflatie en door invallen van de Amorieten uit het westen. Ten gevolge van deze toestand sneden plaatselijke vorsten de banden met de hoofdstad door en stichtten eigen dynastieën. Ook zou er sprake geweest zijn van een klimaatverandering die een rampzalige droogte veroorzaakte in de vruchtbare rivierdalen wat ernstige problemen meebracht voor de Amoritische nomaden.
In het noorden ontstond het Oud-Assyrische Rijk, ook wel Assyrië. In het zuiden was wat langer verdeeldheid; in de 18e eeuw voor onze jaartelling ontstond het Oud-Babylonische Rijk, het eerste grote rijk van Babylonië, de staatkundige opvolger van Sumerië. In beide koninkrijken heersten veel Amoritische koningen, die zich deels aanpasten aan de Sumerisch-Akkadische cultuur, maar ook nog deels nomaden bleven.
Schrift
Rond 3300 voor onze jaartelling ontstond de oudste vorm van het schrift. Uit een pictografisch schrift ontwikkelde zich later het spijkerschrift. In de archeologische laag 4 van Uruk (3e millennium voor onze jaartelling) werden kleitabletten gevonden met een schrift dat een ontwikkeling naar het spijkerschrift toont. Het spijkerschrift bleef in gebruik tot de hellenistische periode en werd daarna, in Mesopotamië, geleidelijk vervangen door het eenvoudiger Aramese alfabetische schrift.
Er zijn vele fragmenten van talrijke exemplaren van het Gilgamesj-epos gevonden, zowel in het Sumerisch als in het Akkadisch. Samen hebben ze het mogelijk gemaakt het hele verhaal, de belangrijkste literaire erfenis van deze beschaving, te reconstrueren.
Gilgamesj is de held van het meest beroemde Babylonische epos. Met zijn vriend Enkidu viert hij de kracht van zijn jeugd in gevaarlijke avonturen. De godin Inanna vat liefde op voor Gilgamesj, maar Gilgamesj versmaadt haar en beledigt zelfs de godin smadelijk.
Dan besluit Enlil, dat Enkidu moet sterven, Enkidu wordt ziek en sterft.
Dit brengt Gilgamesj tot de diepste vertwijfeling.
‘Mijn vriend, mijn jongere broer, die met mij
in de heuvels jagen ging op ezels; en op de panter in de vlakte,
die alles met mij deed, die de rotsen met mij beklom,
greep en doodde de Hemelstier,
en Huwawa neerwierp, in het cederwoud,
nu, wat een slaap is over je gekomen?
je bent donker van kleur, je hoort mij niet’.
Hij sloeg zijn ogen niet op.
Gilgamesj voelde zijn hart, het sloeg niet.
Toen viel hij neer over zijn vriend,
als omhelsde hij een bruid.
Zijn stem schreeuwde luid: een leeuw,
een leeuwin van haar welpen beroofd.
Opnieuw en weer opnieuw boog hij zich over zijn vriend,
trok zijn haren los, verstrooide de trossen haar,
scheurde zijn kleren en wierp zijn tooi van zich af.
(Opmerking: het epos bestaat in totaal uit 3.500 regels).
Gilgamesj was veranderd. Hij had ‘de dood ervaren’, Hij kent nog één verlangen: ‘onsterfelijkheid te vinden’. Hij zwerft tot het einde der wereld, gaat tot over de wateren van de dood. Maar zelfs Utnapisjtim, de enige die met zijn vrouw de zondvloed had overleefd, kan hem niet helpen. Als afscheidsgave vertelt hij hem: er is een plant op de bodem der zee, wie die plukt zal niet sterven. Gilgamesj vindt haar, brengt haar mee naar zijn stad, Uruk. Maar als hij onderweg even in slaap valt, rooft een slang haar weg.
De mensheid vindt nooit het antwoord op haar eeuwige vraag.
Het Gilgamesj-epos dateert, in de oudste aan ons bekende vorm, van kort na 2000 voor onze jaartelling.
Het epos gaat op oudere traditie terug. De vijandschap tussen Inanna en Gilgamesj symboliseert misschien de macht van Uruk (waarvan Gilgamesh koning is) en Kisj-en-Agade (waarvan lnanna hoofdgod was). De ommekeer in Gilgamesj na de dood van zijn vriend (en zijn wilde smart), doet denken aan de ommekeer in Achilles na de dood van Patroclus. Het gehele verdere gedeelte, vol symboliek, ademt de diep-religieuze gedachte die bij alle oude volken leefde: door de dood alleen vindt de mens het leven. Daarom moet Gilgamesj naar het westen (zonsondergang), naar het noorden (oord van dood en duisternis), over de wateren des doods (in de boot van de man die de zondvloed doorstaan had), en naar de bodem der zee. Maar het einde is in overeenstemming met de sombere levensopvatting der Babyloniërs, er is geen ontsnappen aan de dood.
In een later gedicht, gelijkend op het boek Job, zegt de Rechtvaardige, die om zijn gerechtigheid moet lijden:
Wij kwamen in het leven gisteren, stierven vandaag.
In één ogenblik is de mens vernietigd.
Dit ogenblik zal hij zingen van vreugde
en een ogenblik later jammert hij, in diepste rouw.
Kunst
De Sumeriërs waren bekwame edelsmeden die onder meer dolken en helmen in goud maakten. Soms werden gouden voorwerpen ter decoratie ingelegd met lapis lazuli.
Wetgeving
De Sumeriërs waren de eersten die een wetgeving opstelden en zich organiseerden in stadstaten.
Politieke structuur en Religie
Politiek bestond het land uit stadstaten die om de hegemonie streden. Deze situatie is goed vergelijkbaar met die in het latere Griekenland. De steden hadden een volksraad, meestal bestaande uit twee kamers. Er was een raad van ouderen en een raad van (weerbare) mannen. Er was een koning die, in de onderlinge strijd tussen de steden, meer macht kon verwerven.
Iedere stad had haar eigen heiligdom en de cultus van de plaatselijke god of godin nam een centrale plaats in in het leven. Het middelpunt van de steden vormen de monumentale op terrassen-torens gebouwde tempels, waarvan de wanden bekleed zijn met beeldverhalen op stenen panelen; ze liggen in een domein dat gewijd is aan de stadsgod wie het land toebehoort. De tempel is politiek, religieus en economisch centrum.
Sumeriërs dachten dat de mensen door de goden geschapen waren om hen (de goden) te dienen en te vermaken. De politieke gebeurtenissen in een stad werden dan ook vooral gezien als het gevolg van de grillen van de goden. Oudste Sumerische drie-eenheid: Enlil, Anu en Ea (Enki), daarnaast de zonnegod Utu, de maangod Nanna en de liefdesgodin Inanna.
Economie
Het wiel met as (onder meer voor voortbeweging en als pottenbakkerswiel) zijn waarschijnlijk hun uitvindingen, hoewel dit niet zeker is en de uitvinding van het wiel ook toegeschreven wordt aan de bewoners van de steppe ten noorden van de Zwarte Zee.
Onder de belangrijkste Sumerische uitvindingen worden gerekend: irrigatietechniek en waterbeheer, zestigtallig getallensysteem voor dagindeling (24 uur, 60 minuten, 60 seconden) en verdeling van de cirkel in 360 graden, benoeming van de dierenriemtekens en astrologische systematiek.
Wetenschap
De Sumeriërs waren, evenals de bewoners van de Indusvallei met wie zij nauwe contacten hadden, bedreven in het meten van zaken. Zij legden de positie van de planeet Venus vast met een rechthoekig raam. Ze kenden een tijdsindeling tot in seconden nauwkeurig dankzij pendules en waterklokken.
Historisch overzicht Assyrië
Oud-Assyrische rijk (1800-1375 voor onze jaartelling)
Omstreeks 2500 voor onze jaartelling vestigen de Assyriërs zich aan de bovenloop van de Tigris. Het is een taaie, krijgshaftige bevolking, ontstaan uit vermenging van niet-Sumerische oerbevolking (Tell Halaf en Samarra-cultuur) en Semitische immigranten, cultureel-afhankelijk van het zuiden. Assur, de hoogste god, geeft zijn naam aan de hoofdstad en het land. Na de val van de 3e dynastie van Ur opkomst van Assur en verovering van het noord-Babylonische gebied (ongeveer 1800 voor onze jaartelling).
Een inval van de Hittieten onderbreekt de handelsbetrekkingen met het noorden en noord-westen, waardoor de staatsinkomsten teruglopen en de oud-Assyrische macht wordt verzwakt. Na de overheersing van NaramSin van Esjnunna, (beroemd door zijn wettenverzameling) verovert Sjamsjiadad I (1749-1717 voor onze jaartelling) de troon (‘koning van het heelal’). Zijn rijk omvat delen van het bergland, van Mesopotamië en van Mari. Veelomvattend bondgenootschappenstelsel. Patriarchaal absolutisme. Zijn zoon Isjmedagan wordt verslagen door Rim-Sin van Larsa; later is hij vazal van Hammurabi.
Tot 1450 voor onze jaartelling is weinig bekend over de geschiedenis van het Oud-Assyrische rijk. Na 1450 voor onze jaartelling wordt het vazalstaat van Mittanni.
Midden-Assyrisch rijk (1375-1047 voor onze jaartelling)
1390-1364. In bondgenootschap met de Hittieten maakt Eribaadad de Assyriërs onafhankelijk van de Mittanni. Zijn zoon Assuruballit I (1364-1328) noemt zich ‘broeder van Farao’. Onder Salmanasser I (1273-1244) en Tukultininurta I (1253-1207) voortzetting van de veroveringspolitiek in dienst van de god Assur.
Wrede oorlogvoering: massale deportaties om bij de onderworpen volkeren de nationale gevoelens te breken. Vergroting van Assur en Nineveh. In de tijd van de invasie van de Arameeërs en de ondergang van het Hittietenrijk verzwakt ook de macht der Assyriërs.
Herstel 1112-1074 onder Tlglatpileser I. Oorlogen in het noorden tegen de ‘Nairi’-landen tot aan de Zwarte Zee. Syrische dynastieën betalen schatting. Onder de opvolgers van Tiglatpileser oorlogen tegen de Arameeërs. Assyrië schrompelt weer in tot het kerngebied.
Oorlogvoering: Het zwaartepunt ligt bij de wagenstrijders; daarnaast infanterie en pioniers met helmen, pantsers en schilden. Opkomst van het ijzer na 1200 door deportatie van Hittitische smeden (de Hittieten waren de bezitters van de ijzervindplaatsen in Klein-Azië).
Recht: barbaarse straffen, doorboren van oren, afsnijden van oren, onderlip en vingers, castratie, verminken van het gezicht door het te begieten met heet asfalt.
Economie: Het land is bezit van de tempels, de kroon en de adel. De landbouw beleeft een hoogtepunt door technische verbetering van de ploeg; tuinbouw.
Nieuw-Assyrisch rijk (883-612) voor onze jaartelling
Na oorlogen van Adadnirari II (909-889) in Noord-Mesopotamië sticht diens kleinzoon Assunasirpal II (883-859), de wreedste van alle Assyrische koningen, een rijk dat de omvang heeft van het rijk van Tiglatpileser I. Het verzet van de buurvolkeren wordt gebroken door jaarlijkse veldtochten; beslissend is een nieuw wapen, dat voor het eerst in de historie optreedt: de ruiterij. Aan de volkeren wordt angst ingeboezemd door wreedaardige onderwerpingsmethoden: spietsen op palen en villen, massaterechtstellingen. Nieuwe residentie: de door gedeporteerden gebouwde stad Kalach met enorm paleis. De zoon van Assurnasirpal…
Salmanasser III (858-824) onderwerpt Syrië en Palestina om de handelswegen van Eufraat en Tigris naar de Middellandse Zee te kunnen controleren. Damascus, de Aramese hoofdstad, kan hij niet onderwerpen. Voor het eerst wordt melding gemaakt van de Meden en Perzen (835).
Een opstand aan het einde der regering van Salmanassar kan door diens zoon Sjamsjiadad V slechts met behulp van Babylon worden onderdrukt. Door te steunen op Babylon kan Assur zich handhaven tegen de Meden, die zich vestigen in de omgeving van het Urmia-meer.
Sjammurabat (Grieks Semiramis) (810-806), regerend als regentes voor de minderjarige troonopvolger, behaalt in binnen- en buitenland successen. Haar zoon Adadnirari III en diens opvolgers strijden tegen Babylon, de Meden, en vooral tegen het rijk van Urartu.
Aan het eigenmachtig optreden van de Assyrische stadhouders wordt een einde gemaakt door…
Tiglatpileser III (745-727), de stichter van het Assyrische wereldrijk. Sardur II van Urartu wordt door hem verslagen. Verovering van Noord-Syrië, Damascus en Gaza. Onder de naam Pulu wordt Tiglatpileser III koning van Babylon (729). Onder zijn opvolger Salmanasser V onlusten in Syrië en Palestina en conflicten met de priesterkaste. Salmanasser V wordt vermoord bij de belegering van Samaria.
Sargon II (Sjarrukin = rechtvaardig heerser) (722-705). Vernieuwing van privileges van aristocraten en priesters. Onderwerping van de laatste Hittieten-staten, overwinning op het rijk Urartu, strijd tegen de Meden en onderwerping van Babylonië; overwinning op de Egyptenaren bij Raphia. Sargon bouwt een residentie in Dur Sjarrukin (‘Sargonsburg’).
Zijn zoon Sanherib (704-681) is een mateloos despoot. Hij onderwerpt in 701 Juda (belegering van Jeruzalem) en verwoest Babylon. Door gebruik te maken van grote scharen dwangarbeiders geeft hij Nineveh de rang van eerste stad des rijks. Bouw van een 25 meter hoge dubbele muur met 15 poorten, watervoorziening door bouw van een 50 kilometer lang kanaal, geleid over een aquaduct van 280 meter lang en 22 meter breed. De hardvochtigheid van Sanherib, zijn verkwisting en hardhandig optreden tegen Babylon veroorzaken zijn gewelddadige dood.
Zijn jongere zoon Asarhaddon (680-669) onderdrukt een opstand van zijn broeders en geeft bevel tot de wederopbouw van Babylon. In bondgenootschap met de Scythen dringt hij de Kimmeriërs terug en verovert Egypte tot Nubië: grootste omvang van het Assyrische Rijk.
Assurbanipal (668-626) verwoest Thebe, maar kan Egypte niet behouden doordat het te ver verwijderd ligt en doordat zijn broer Sjamasjsjukin van Babylon met steun van alle vijanden van Assur in opstand komt.
Verovering van Babylon 648
Verwoesting van Susa (Elam) 639. Stichting van de grote bibliotheek in Nineveh (meer dan 22.000 kleitabletten: gedichten, literaire, historische, filosofische, medische en astronomische teksten; handelsdocumenten).
Kunst: Enorme paleizen met ornamentele sculpturen in architectonische verhoudingen in Nineveh, Kalach, Dur Sjarrukih en Assur (jacht-, oorlogs- en cultustaferelen vormen ‘beeldverhalen’ op reliëfs).
Verzwakking van de staat door binnenlandse onlusten en invallen van de Scythen. Onder Kyaxares van Medië en Nabopolasser van Babylonië verovering en verwoesting van alle Assyrische steden (Assur 614, Nineveh 612, Charran 608). Uitroeiing van de bewoners, verwoesting van het land.
Tot zover het historisch overzicht. Hierna volgt nog een toelichting.
Omstreeks 2500 voor onze jaartelling vestigden de voorlopers van de Assyriërs zich aan de bovenloop van de Tigris. Het Assyrische volk is ontstaan uit een vermenging van de oorspronkelijke bevolking en Semitische immigranten.
Het Assyrische Rijk of kortweg Assyrië was een rijk dat bestond tussen 2000 voor onze jaartelling tot 609 voor onze jaartelling. De Assyriërs veroverden het Rijk vanuit hun kerngebied rond de stad Assur in Mesopotamië, hoewel Assur niet altijd de hoofdstad geweest is. Assur, de hoogste god, geeft zijn naam aan de hoofdstad en het land.
Onder Shamshi-adad I was de hoofdstad Šubad-Enlil en vanaf Sennacherib werd Nineveh de hoofdstad. Op het hoogtepunt van hun macht besloeg het Assyrische Rijk Mesopotamië, de Levant en het Oude Egypte.
Daarnaast wordt met Assyrië ook wel het geografisch noordelijke deel van Mesopotamië aangeduid, waarbij dan het zuidelijk deel veelal als Babylonië wordt aangeduid.
Vroege periode: het Oud-Assyrische Rijk
De eerste inscripties van Assyrische heersers die ook buiten de hoofdstad Assur macht uitoefenden duiken na 2000 voor onze jaartelling op. Assyrië was toen een verzameling van stadstaten en kleine Semitische koninkrijkjes. De stichting van de Assyrische monarchie wordt traditioneel aan Zulilu toegeschreven. Hij leefde naar men zei na Bel-kap-kapu (Bel-kapkapi of Belkabi, ongeveer 1900 voor onze jaartelling), de voorvader van Salmanasser I.
De Assyriërs waren in de 19e eeuw de spil van het Mesopotamische handelsverkeer, en onder koning Shamshi-adad I breidden ze hun politiek-militaire macht verder uit.
Vazalstatus
In 1756 voor onze jaartelling werd Assyrië voor korte tijd ingelijfd bij het Oud-Babylonische Rijk door Hammurabi. Na diens dood verloren de Babyloniërs echter hun greep op noordelijker streken, waar vervolgens drie decennia lang een troonstrijd woedde. Assur herstelde haar onafhankelijkheid, maar bereikte niet meer dezelfde macht van vóór Hammurabi. De koning van Assyrië werd in de 15e eeuw een vazalvorst van het Hurritische koninkrijk Mitanni.
Onafhankelijkheid: het Midden-Assyrische Rijk
Rond 1350 voor onze jaartelling slaagde Assur-uballit I erin zich aan de Hurritische heerschappij te ontworstelen en daarmee werd Assyrië opnieuw een machtsfactor van belang in het Nabije Oosten. Onder zijn opvolgers breidde het zijn macht over een aantal van zijn buren uit. Tukulti-Ninurta I slaagde er zelfs in Babylon gedurende een aantal jaren te bezetten. Dit contact zorgde ervoor dat de Assyriërs mede-erfgenamen werden van de oude cultuur van Sumer en Akkad. Samen met de Elamieten maakte het Assyrische Rijk rond 1158 voor onze jaartelling voorgoed een einde aan de Kassieten van Karduniaš.
Economie: Het land is bezit van de tempels, de kroon en de adel. De landbouw beleeft een hoogtepunt door technische verbetering van de ploeg; tuinbouw.
Anders dan vele andere rijken uit de Bronstijd bleef Assyrië in de tijd van de brandcatastrofe wel overeind en beleefde onder Tiglat-Pileser I in de vroege 11e eeuw voor onze jaartelling zelfs een kortstondige bloeitijd, waarbij Babylonië werd veroverd. Daarna begonnen echter Aramese stammen, bijvoorbeeld de Chaldeeën, steeds meer uit het westen op te dringen en er bleef van het machtige rijk niet veel meer dan een stadstaat over.
Hernieuwde groei van het rijk: het Nieuw-Assyrische Rijk
Rond 900 voor onze jaartelling begon het rijk weer te groeien. De Akkadisch-sprekende stadstaat breidde geleidelijk zijn gezag uit over een platteland dat nu goeddeels Aramees sprak. Uiteindelijk zou echter de laatste taal wel zegevieren.
Er werden vervolgens vele succesvolle veldtochten ondernomen in landen ten noorden van Assyrië. Ook werden gebieden veroverd zoals Syrië, de heuvels in Georgië, Anatolië en gebieden grenzend aan de Middellandse Zee. De volgende krijgsheer veroverde Libanon. Bij een andere veldtocht volgden Medië en enige landen in het westen zoals Filistea, Elam en Syrië, en ook Babylonië werd verplicht om belastingen te betalen.
Na de dood van Adad-nirari III maakte het rijk onder zijn drie zonen een tijd van zwakte door. Er waren opstanden en epidemieën en de generaals kregen veel te veel macht.
In 745 voor onze jaartelling vonden belangrijke veranderingen plaats. Met Tiglat-Pileser III die de troon greep kwam er een krachtig bewind. Assyrië werd een centraal geleide staat: de strijdtroepen vormden één leger en alle beslissingen werden op één plaats genomen. De macht van de Hettieten en de Feniciërs werd ingeperkt. Campagnes naar Egypte vonden plaats en sommige waren succesvol. Ook gebieden aan de Perzische Golf, in de Levant en gebieden in zuidelijk Anatolië werden veroverd.
Hiermee werd een waar imperium geschapen dat vele volkeren omspande. De Assyriërs beseften goed dat een dergelijk rijk makkelijker veroverd dan bijeengehouden werd.
Zij voerden daarom een bewuste politiek van deportaties in om opstanden te voorkomen en een zekere eenheid in het gigantische rijk te scheppen. De leidende klasse van een veroverd gebied werd doelbewust afgevoerd en elders gehuisvest, hun vroegere plaats in de nieuwe provincie werd ingenomen door Assyrische kolonisten. Wellicht onbedoeld leidde dit ook tot verspreiding van het Aramees en de ondergang van hun oorspronkelijke taal, het Akkadisch. Deze deportatiepolitiek is later vaak als ‘wreed’ afgeschilderd.
Hoewel de Assyrische oorlogsvoering zeker hardvochtig te noemen was en tegenstanders die zich verweerden publiekelijk en met veel vertoon aan vreselijke straffen onderworpen werden, was de behandeling van gewillige onderdanen niet slecht. Dit gold ook als deze onderdanen van andere herkomst waren. Toch bleven er vazalvorsten in het rijk die op een kans wachtten het Assyrische juk af te werpen, vooral onder de Chaldeeën die nu de voornaamste politieke factor in Babylon vormden.
Levensonderhoud
De bevolking leefde van landbouw. Ook de bergachtige streken werden door het aanleggen van irrigatiesystemen geschikt voor landbouw. De mensen hielden ook vee, zoals koeien, ganzen, eenden, kippen en schapen. In de Perzische Golf en rivieren werd vis gevangen.
Politiek
De Assyriërs verplaatsten steeds hun hoofdstad, zodat ze niet zo lang hoefden te reizen tijdens hun veroveringstochten. Dit konden ze ook doen omdat ze erg rijk waren.
Ze verplaatsten de volkeren die ze overwonnen hadden naar een ander gebied.
Dit gebied werd weer ingevuld met andere volkeren. Dit verschijnsel is bekend omdat er geschriften over zijn gevonden.
Val
Er verschenen nieuwe volkeren op het toneel in het huidige Iran die een Indo-Europese taal spraken, de voorouders van de Meden en Perzen. Zij spanden samen met de Chaldeeuwse vorsten van Babylon. Door een oorlog in Edom en oorlogen tegen de Meden, de Scythen en de Babyloniërs kwam het rijk uiteindelijk ten val. De Meden, Babyloniërs en Perzen veroveren de stad Assur. De stad Nineveh wordt verwoest door Babyloniërs en Meden.
Einde van het Assyrische rijk (612). Het Assyrische rijk wordt opgevolgd door het Nieuw-Babylonische rijk. Dat bewaar ik voor een andere keer.
Nu begin ik toch echt met de tentoonstelling (na de break).