Scheepvaartmuseum (nov 2024)

Ok, tot zover. We gaan met de trein, dat is veruit het makkelijkste. Parkeren in Amsterdam is onbegonnen werk en onbetaalbaar. Het is bewolkt, maar droog. Staken doet Prorail alleen door de week, en de NS brengt ons volgens dienstregeling naar Amsterdam CS. Vandaar is het een kwartiertje lopen naar Het Scheepvaartmuseum.
Kijk, daar is het al. De vlaggen staan strak, waaien doet het wel. Links ligt het VOC-schip Amsterdam aan de kade. Gaan we straks nog scheep?Dankzij de scheepvaart maakt Amsterdam vanaf 1590 een explosieve groei door.
Het stadsbestuur laat in 1650 drie eilanden aanleggen voor scheepswerven, pakhuizen en woningen. Op het eiland Kattenburg komt de scheepswerf van de Amsterdamse Admiraliteit met een bijbehorend pakhuis: het ’s Lands Zeemagazijn. Na een bouwperiode van minder dan een jaar, wordt in 1656 het statige pand geopend. In het Zeemagazijn liggen kanonnen, zeilen, vlaggen en scheepsuitrusting voor de oorlogsvloot opgeslagen en dat bleef zo tot begin jaren zeventig.
Sinds 1973 is hier Het Scheepvaartmuseum gevestigd dat op 13 april officieel geopend werd door prinses Beatrix.
Het gebouw oogt indrukwekkend! Ben ik hier begin jaren zeventig eens uitgenodigd voor een bespreking? Of was dat in het Marine Etablissement Amsterdam?
De entree van Het Scheepvaartmuseum leidt tot het Open Plein; de overdekte binnenplaats. De eerste indruk is dankzij het glazen dak spectaculair: het lijnenspel waar uw oog op valt vertegenwoordigt kruisende kompaslijnen die doen denken aan een oude zeekaart. Het dak is een modern architectonisch hoogstandje op een viertal muren, die nagenoeg hetzelfde zijn gebleven. Het glazen dak heeft wat gekost, te weten 3 miljoen euro. Maar voor dat geld heb je dan wel 160.000 kilo staal en 1200 stukken glas van verschillende afmetingen.We starten met de KMA in het café-restaurant. In alle consternatie ben ik vergeten om een foto te maken van het genotene.
Ok, we beginnen met de Noordvleugel met de Hoofdgalerij ‘O’.De tentoonstelling ‘Republiek aan Zee’ laat zien hoe Nederland als maritieme natie is gevormd. Aan de hand van ruim 50 topstukken vertelt de tentoonstelling het verhaal van de Republiek in de 17e en 18e eeuw.
Ik laat de teksten en de foto’s voor zichzelf spreken.We lopen door naar de tentoonstelling: ‘Redders op Zee’.Met deze fotografie-tentoonstelling viert Het Scheepvaartmuseum 200 jaar Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM). De tentoonstelling zet vrijwilligers van de KNRM, de ‘Redders op zee’, in de schijnwerpers en laat zien wie deze mensen zijn.
Hier hangt een foto van de lancering van de reddingboot met paarden. Over de tragische lancering in 1979 waarbij acht paarden verdronken geen woord. Ik heb over Ameland gewandeld en ook gefietst en het graf van de paarden bezocht. Tja, dat deed mij wel iets. Hier volgt de geschiedenis:
Tijdens de reddingsactie van het Duitse zeiljacht de Windspiel 4 op 14 augustus 1979, verdronken op Ameland acht paarden bij de lancering van de reddingboot. Nadat de reddingboot was gelanceerd, werden de dieren mee de diepte in gesleurd door de zes ton zware bootwagen die in een geul terecht kwam. De paarden zijn in de duinen begraven, naast het pad dat naar het strand leidt.De paardenreddingboot werd daarna met nieuw getrainde paarden nog tot 1988 ingezet voor reddingsacties. Daarna werd de motorstrandreddingboot vervangen door moderner en sneller materieel van de KNRM.
De traditie van 180 jaar oud om met behulp van paarden de reddingboot te lanceren, is op Ameland blijven bestaan. Vanaf 1988 organiseert Stichting Paardenreddingboot jaarlijks een tiental demonstraties waarbij paarden ingezet worden.
Op de route naar het strand wordt bij het paardengraf aandacht geschonken aan de verdronken paarden, met het leggen van bloemen door de gemeente Ameland en de Stichting Paardenreddingboot. Daarna vindt op het Suudwest de lancering van de reddingboot op de oude vertrouwde wijze plaats.Overigens, helaas ben ikzelf nooit in de gelegenheid geweest om genoemde demonstratie te kunnen bijwonen.
Mees Toxopeus was reddingbootschipper op het reddingstation Rottumeroog (1917-1927) en daarna Oostmahorn tot 1950. Mees verrichtte met zijn bemanning verschillende memorabele reddingacties.Er hangt hier nog een groot aantal foto’s, maar daarvoor moet u zelf afreizen naar
Het Scheepvaartmuseum.
We gaan verder met de tentoonstelling: ‘Schaduwen op de Atlantische Oceaan’.
Deze gaat over de impact van de koloniale geschiedenis op mensenlevens. Op zee en aan land, toen en nu. Zonder verder commentaar laat ik een aantal teksten en foto’s voor zichzelf spreken.Van 3 november 2023 t/m 5 januari 2025 presenteert Het Scheepvaartmuseum ‘Food for Thought’: een vogelvlucht door de wereld van ons voedsel door de lens van fotograaf en filmmaker Kadir van Lohuizen.
Tja, met bovenstaande heb ik niet zoveel, dus laat ik een bezoek aan deze tentoonstelling achterwege.
De tentoonstelling ‘Atlantisch Venster’, heb ik op een of andere manier gemist. Dit gaat over het verschijnsel dat ieder jaar ongeveer 200 studenten tussen de 16 en 19 jaar Curaçao verlaten om in Nederland te gaan studeren. Ze steken de Atlantische Oceaan over en laten hun families achter. De meeste keren niet meer terug, maar blijven in Nederland wonen. Het is een voortdurende cyclus van verlies voor het eiland Curaçao.
Inmiddels hebben we de Noordvleugel achter de rug. Zo te zien is de zon doorgebroken, dus we gaan naar buiten.
Als eerste bekijken we de ‘Koningssloep’ in het Schiphuis.
De koninklijke chaloupe, ofwel Koningssloep, is te vergelijken met de gouden koets, maar dan te water. Het schip werd voor Koning Willem I ontworpen (op voorstel van de toenmalige minister van Marine, Cornelis van der Hoop) door Cornelis Jan Glavimans en is tussen 1816 en 1818 gebouwd op de Marinewerf in Rotterdam. Toch heeft Koning Willem I nooit gebruik gemaakt van de Koningssloep ★. Het was aan Koning Willem II om het schip tijdens zijn inhuldiging in 1841 voor het eerst te gebruiken. Inmiddels is de Koningssloep zo’n 30 keer ingezet voor staatsbezoeken en andere officiële gelegenheden. Koningin Juliana en Prins Bernhard hebben de Koningssloep voor het laatst gebruikt tijden de viering van hun zilveren huwelijk in 1962.
Met een lengte van zeventien meter is de Koningssloep niet alleen lang, maar tegelijkertijd ook heel rank en rijkelijk versierd met bladgouden ornamenten. Neptunus en zijn drie zeepaarden sieren de boeg. Neptunus staat natuurlijk symbool voor de grootsheid van het staatshoofd, maar ook voor een behouden vaart. Verder is de sloep gedecoreerd met vele andere kleinere ornamenten zoals krabbetjes en waterplanten. Ook deze ornamenten hebben hun eigen verhaal. De Koningssloep is echt een plaatje voor het oog, maar de symboliek maakt het tevens een interessant object.
Roeier aan boord van de Koningssloep werd je natuurlijk niet zomaar. De zorgvuldig geselecteerde Adelborsten van de Marine werden gedrild om zo statig mogelijk de sloep door het water te laten glijden. Het roeien van de sloep gaat volgens vastgelegde protocollen. De roeispanen dwars in het water zetten om de sloep af te remmen was uit den boze. De slagen die nodig waren om op de bestemming te komen werden zorgvuldig uitgeteld en de sloep moest uitdrijven tot deze aan de kade tot stilstand kwam.
Ook mochten de roeiers van de sloep niet naar de koning of koningin of de gasten kijken. Je blik richtte je op je spaan en anders niet.
★ Over het ‘Koning Willem I heeft nooit gebruik gemaakt van de Koningssloep’. Net als Sinterklaas reisde Willem I liever per stoomschip. Het Koninklijk Huis bezat het raderstoomschip ‘Leeuw’, net als de Koningssloep een rijk versierd en opvallend vaartuig, maar veel minder weersafhankelijk en sneller. Tevens kon de ‘Leeuw’ grotere afstanden overbruggen. Daarom voer koning Willem I om deze redenen, maar ook omdat hij niet vaak in Rotterdam kwam, nooit in de Koningssloep. Hierdoor raakte de boot in de begintijd ook niet bij het grotere publiek bekend, behalve in Rotterdam waar hij aangemeerd lag.
Nou, mooi hoor! Ik laat de foto’s voor zichzelf spreken.Hier ook aangemeerd is de ‘Christiaan Brunings’.
Ik laat de tekst en de foto’s voor zichzelf spreken.Aan de andere kant van de steiger ligt de replica van het VOC-schip de ‘Amsterdam’.
Dit schip is toch wel hét hoogtepunt van een bezoek aan Het Scheepvaartmuseum. Ik laat de teksten en de foto’s voor zichzelf spreken.Tjonge, een heel bijzonder schip! Het is inmiddels bijna halfdrie en we zijn wel toe aan een ‘hapje’. Tosti’s, soep, cola en jus, het gaat er wel in.We starten in de Oostvleugel met de tentoonstelling Solebay wandtapijten.
In 2020 deed Het Scheepvaartmuseum een spectaculaire aankoop van twee zeldzame wandtapijten naar ontwerp van Willem van de Velde de Oude (1611-1693). Dit was de duurste aankoop (twee miljoen euro) uit de geschiedenis van het museum.
Het verhaal achter de twee wandtapijten begint in de winter van 1672 op 1673.
Willem van de Velde de Oude en Willem van de Velde de Jonge vertrokken toen naar het Engelse hof, om daar op uitnodiging van koning Karel II zeeslagen en koninklijke schepen te schilderen. Op verzoek van de koning paste Willem van de Velde de Oude een aantal van zijn tekeningen aan, zodat deze konden dienen als ontwerp voor zes wandtapijten die tussen 1674 en 1680 werden gemaakt. Vijf jaar later werd in opdracht van koning Jacobus II, de opvolger van Karel II, een tweede serie wandtapijten vervaardigd. Uit deze tweede serie komen de twee wandtapijten die Het Scheepvaartmuseum heeft aangekocht.
Op deze wandtapijten zijn twee momenten uit de Slag bij Solebay te zien, die plaatsvond voor de Engelse oostkust op 7 juni 1672. Willem van de Velde de Oude maakte aan Nederlandse zijde de slag van dichtbij mee. Hij legde de slag als oorlogsjournalist vast in meerdere tekeningen, die hij later in zijn atelier in detail uitwerkte. Het zeegevecht was de eerste strijd die geleverd werd in de Derde Engels-Nederlandse oorlog (1672-1674).
De Nederlandse vloot van meer dan 100 oorlogsschepen en 20.000 bemanningsleden onder leiding van luitenant-admiraal Michiel Adriaensz de Ruyter, vocht tegen een gecombineerde Engels-Franse vloot onder leiding van de hertog van York en broer van de Engelse koning, Karel II.
Op het eerste wandtapijt is te zien hoe het vlaggenschip van de Engelse vloot, de Royal James, uitbrandt. Dit was destijds het grootste oorlogsschip in de Engelse vloot met een lengte van 40 meter, meer dan 100 kanonnen en 800 manschappen. Op het andere wandtapijt zijn de twee oorlogsvloten afgebeeld terwijl zij zich in een lange lijn opstellen, gereed voor de voortzetting van het gevecht op de volgende ochtend. Dit gevecht bleef uit en de strijd eindigde daarmee onbeslist, waardoor de slag vervolgens aan beide kanten als een overwinning werd gevierd.
Zoals gezegd zijn van de zeeslag twee series van zes wandtapijten gemaakt. De eerste serie werd geproduceerd in opdracht van Karel II. De tweede serie werd vijf jaar later gemaakt in opdracht van  Jacobus II, die als opperbevelhebber van de Frans-Engelse vloot de slag had meegemaakt en die zijn broer Karel II inmiddels als koning was opgevolgd. Hij wilde de tapijten aan een trouwe vriend geven, admiraal George Legge, maar die werd in de Tower opgesloten, waar hij uiteindelijk overleed.
Uiteindelijk zijn de wandtapijten in particuliere handen terechtgekomen.
Het Scheepvaartmuseum wilde de tapijten al langer hebben en kon toeslaan toen ze in 2019 op de kunstbeurs Tefal door een Engelse handelaar te koop werden aangeboden.
De overige vier wandtapijten uit de tweede serie bevinden zich in Amerikaanse musea. Drie daarvan zijn het bezit van een museum in Philadelphia, maar kunnen niet tentoongesteld worden, omdat ze in hele slechte staat verkeren. En welk ander Amerikaans museum is in bezit van het vierde tapijt? En die eerste serie van zes tapijten, waar zijn die gebleven?
Ok, eerst nog wat teksten en daarna de zes wandtapijten die in posterformaat aan de muur hangen.Als laatste de twee ‘echte’ wandtapijten.In de Oostvleugel is ook een tentoonstelling van scheepsmodellen. Ai, hier zijn mensen velen uren en uren bezig geweest met het op schaal bouwen van een schip. Nou ja, het houdt je van de straat ‘en uit de kroeg’, zeggen ze hier in het dorp.
Allons, hier staan de Flyer en de Flyer II. Ik kan me de zeilwedstrijden nog goed herinneren, het was toentertijd uitgebreid in het nieuws.
Cornelis (Conny) van Rietschoten (1926-2013) was een charismatisch Nederlands zeezeiler. Hij was in 1977-1978 met de ‘Flyer’ en in 1981-1982 met zijn ‘Flyer II’ winnaar van de Whitbread, de zwaarste zeilwedstrijd ter wereld. Hij verbeterde in 1982 ook het snelheidsrecord rond de wereld en bracht het terug tot 120 dagen.Er zijn hier nog vele andere scheepsmodellen te bewonderen, maar daartoe moet u zelf afreizen naar Amsterdam.
In de tentoonstelling ‘Solo op Zee’ staat de reis om de wereld van solozeiler Herman Jansen centraal. Ik laat de teksten en de foto’s voor zichzelf spreken.Overigens, waar ligt dat zeiljacht van Herman Jansen?
Dit doet mij denken aan Laura Dekker, haar boek ‘Mijn verhaal’ heb ik gelezen. Sowieso is dit boek een aanrader!
Laura Dekker (Nieuw-Zeeland, 20 september 1995) is de jongste zeiler die solo rond de wereld zeilde. Zij heeft vanaf haar geboorte de Nederlandse, Duitse en Nieuw-Zeelandse nationaliteit. Laura maakte in 2009 het plan bekend om als jongste ooit de wereld rond te zeilen. Op 21 augustus 2010 start zij vanaf Gibraltar en maakt de oversteek naar Sint Maarten waar de wereldreis pas echt begint. Op 21 januari 2012 bereikte ze op een leeftijd van 16 jaar, 4 maanden en 1 dag, na een reis van 27.000 zeemijlen, de haven van het eiland Sint Maarten en rondde daarmee haar solo zeiltocht om de wereld af.
En dan dat Australische meisje ‘Jessica Watson’ (18 mei 1993). Op 18 oktober 2009 vertrok zij uit Sydney en op 15 mei 2010 arriveerde zij na 210 dagen nonstop zeilen in Sydney, drie dagen voor haar 17e verjaardag. Onderweg filmde zij zichzelf en plaatste deze filmpjes online. Ik heb deze filmpjes toentertijd gezien, tjonge, Jessica is wel een zeer kordate tante!
In de Oostvleugel bevindt zich ook de tentoonstelling ‘De Scheepsornamenten’.
Hier een fascinerend overzicht van de ruwe schoonheid van scheepssier en het vakmanschap van de makers. Ik laat de teksten en de foto’s voor zichzelf spreken.Ook bevindt zich in de Oostvleugel een tentoonstelling van Navigatie-instrumenten. Kompassen, graadstokken, Davis kwadranten, sextanten, enz. Maar helaas zijn deze instrumenten in de glazen vitrines niet te fotograferen.
Dat geldt eigenlijk ook voor de tentoonstelling Cartografie.
In de Westvleugel de tentoonstelling: Van een wild dier waarop gejaagd wordt tot bedreigde diersoort. Het verhaal van de Walvis laat zien hoe er door de eeuwen heen door de mensheid naar de walvis is gekeken.
Eerst enige informatieve panelen.Dat kan ik mij nog goed herinneren! Eind jaren ’50 of begin jaren ’60 van de vorige eeuw kregen wij ‘schooltelevisie’. Nou, dat was wat! Eenmaal per week (?) mochten wij een uurtje (?) naar dat wonderbaarlijke kastje kijken. Thuis hadden wij zo’n ding (nog) niet. Dat vonden mijn ouders maar onzin en zonde van de tijd.
In elk geval herinner ik mij de aflevering over de walvisjacht nog heel goed. Er werd lyrisch gedaan over de vangst van de walvissen. Het harpoeneren van een walvis, het aan dek hijsen en ‘slopen’ van zo’n beest. Alle losgesneden stukken en brokken gingen via een gat in het dek zo de kookpot in. Daar werd de traan uitgekookt. In die tijd waren de kinderen nog niet voorzien van een ‘tere’ ziel, wij vonden het prachtig. Ok, het was uiteraard nog zwart-wit TV, dus ‘echt’ bloed zagen we niet. Van de traan werd weer thuis in Nederland margarine gemaakt, want dat smeerden wij kindertjes op onze ‘bammetjes’. Tja, het was echt een andere tijd.
Eerst enige algemene informatie.Vanaf de 17e eeuw begonnen Nederlanders met de commerciële walvisvaart.
In die tijd werd de harpoen vanuit een roeiboot naar de walvis gegooid. Dat was inderdaad een gevaarlijke onderneming.Willem Cornelisz. van Muyden was de eerste Hollandse walvisvaarder. Van 1614 tot 1642 had de Noordsche Compagnie het alleenrecht. Op het eiland Amsterdam bij Spitsbergen werd voor de walvisvaart de nederzetting Smeerenburg gevestigd, waar ’s zomers grote hoeveelheden Groenlandse walvissen tot traan werden verwerkt. Toen dit octrooi afliep, gingen ook anderen meedoen aan de jacht op de Groenlandse walvis. Dit leidde uiteindelijk tot de bijna uitroeiing van de Noord-Atlantische populatie van deze soort.
Al rond 1670 waren bij Spitsbergen zo weinig walvissen dat de schepen moesten uitwijken naar andere gebieden. Dit bleek uiteindelijk commercieel geen succes. Het Nederlandse aandeel in de walvisvaart liep in de loop van de negentiende eeuw terug tot vrijwel nihil, in 1873 stopte de laatste walvisvaarder.
Maar na WOII was er in Nederland een enorm tekort aan oliën en vetten. Tja, in de Noorse wateren waren de walvissen zo goed als uitgeroeid, dus deze ontwikkeling betekende tevens een verschuiving van het jachtgebied vanaf de arctische wateren rond de Noordpool (de Noordelijke IJszee) naar de antarctische wateren rond de Zuidpool (de Zuidelijke Oceaan).De Willem Barendsz I was het eerste Nederlandse walvisfabrieksschip dat tussen 1946 en 1955 werd gebruikt als moeder- en fabrieksschip voor negen walvisvaartexpedities in de wateren rond Antarctica voor de Nederlandsche Maatschappij voor de Walvischvaart (NMW).
De eerste Nederlandse walvisvaartexpeditie met de Willem Barendsz I duurde van december 1946 tot mei 1947. Op 17 december begon de vangst, op 21 mei 1947 keerde het schip terug in Amsterdam. De acht (later dertien) walvisjagers bleven achter in Kaapstad.
In 1951 bestelde de maatschappij een nieuw schip en het seizoen 1954-1955 was het laatste waaraan de Willem Barendsz I als moederschip deelnam.
De Willem Barendsz II was het tweede Nederlandse walvisfabrieksschip. Het werd tussen 1955 en 1964 werd gebruikt als moeder- en fabrieksschip voor negen walvisvaartexpedities in de wateren rond Antarctica door de NMW. Om het nieuwe schip rendabel te maken, was een vangst nodig van 1.200 blauwe vinvissen (of een evenredig equivalent daarvan in bultruggen en vinvissen). Dat aantal is nooit bereikt, maar dankzij het met de overheid gesloten garantiecontract leverden de vaarten tot 1961 geen verlies.
In 1964 besloot de NMW om het bedrijf te staken vanwege toenemende vangstbeperkingen, maar ook omdat op grote schaal plantaardige oliën op de markt kwamen. Gedurende 18 expedities heeft Nederland in totaal 27.714 walvissen gedood.
Uiteraard heb ik zo’n harpoenkanon meermaals van dichtbij bekeken. Zo’n ding staat voorop de walvisjager (ook wel vangschip genoemd). Je moet er toch niet aan denken dat zo’n harpoengranaat in je lijf wordt geschoten, waarna de granaat ontploft. Maar ja, efficiënt was het wel. Ik lees het nergens, maar van de schooltelevisie herinner ik mij dat er daarna perslucht in de walvis werd gepompt, zodat deze bleef drijven.
Informatie en een model van een walvisjager. Bovenin de mast de uitkijkplaats, kraaiennest geheten. Vanaf de brug de loopplank naar het harpoenkanon.Model van de Willem Barendsz II.Een stoomzaag.Tja, dat er momenteel anders wordt gedacht over de walvisjacht is buiten kijf. Maar ja, het was gewoon een andere tijd.
De mens is het enige zoogdier dat afval produceert dat niet of pas na zeer lange tijd verteert.Het is al kwart voor vijf! Het personeel is al bezig met opruimen, om vijf uur sluit het museum. Nog een afscheidsfoto.We lopen naar station Amsterdam CS. Kijk, ‘Loetje’, dit keer geen KMA genoten. Doen we nog eens een ‘rondvaart’? Dan zijn we – buiten de bemanning – waarschijnlijk de enige Nederlanders aan boord.Het is druk op het station. Waar gaat iedereen toch naartoe? Oh ja, naar huis natuurlijk.
En met enige vertraging bereiken we ons dorpje. Een Frietje gaat er wel in.We hebben een leerzame dag achter de rug! Iedereen die daaraan heeft meegewerkt: bedankt!