Woensdag 21 november 2007
Petra – Wadi Rum
Om negen uur zitten we aan het ontbijt en om tien uur vertrekt de bus. Ik maak nog snel even een foto van de (nieuwe) stad Petra beneden ons. Het is vandaag veel zonniger en helderder dan gister. De rit voert ons door een woestijnachtig landschap. Hoger en hoger gaan we tot we een prachtig uitzichtpunt bereiken. Frisjes is het hier wel en tamelijk winderig. Daarna rijden we door tot het volgende uitzichtpunt, tevens moet hier entree worden betaald voor Wadi Rum. Dit is de berg van de zeven wijsheden. Ik vraag aan Hamdan welke dat zijn, maar helaas, dat wordt nog uitgezocht. Ik zal mijn gedachten er eens over laten gaan. Ik tel trouwens maar vijf ‘plooien’, maar later zie ik dat er aan de achterkant nog twee zijn. We stappen weer in de bus en rijden naar het Wadi Rum Resthouse. We beginnen met een Nescafé gevolgd door een lunch en daarna maak ik een korte wandeling door het zand. Er staan hier dromedarissen, wat zou zo’n beest nu kosten? Na de lunch kleden we ons aan voor een rit per jeep door Wadi Rum. Links staat Hamdan onze gids en rechts… driemaal raden. ‘Wadi’ is Arabisch voor ‘vallei’ en ‘Rum’ noemen de Bedoeïenen de manier waarop een dromedaris eet. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Deze Nissan gaat ons vervoeren, enigszins gehavend is hij wel. Onze eerste stop is bij de bron die genoemd is naar de legendarische Lawrence of Arabia. Deze Britse inlichtingenofficier slaagde er tijdens de Eerste Wereldoorlog in om de als los zand opererende Arabische stammen samen te smeden tot één guerrillaleger, dat doeltreffend vocht tegen het Ottomaanse Rijk. Wadi Rum is bekend omdat het de grootste vallei is van Jordanië en al vanaf de prehistorie bewoond. De vallei is bedekt met roodachtig zand en overal doemen rotswanden op van zandsteen en graniet. Het is zonder meer indrukwekkend. Het is momenteel een graadje of 25, maar ik hoor dat de temperatuur in juli/augustus kan oplopen tot 49 graden. We klauteren weer in onze Nissan en rijden in hoog tempo naar een bedoeïenen tentenkamp. Aldaar worden we getrakteerd op mintthee met veel suiker.
Uiteraard zijn er weer kettingen te koop. Ik loop na de thee rond om foto’s te maken. Het is een gebied van een imponerende schoonheid. Het is hier kurkdroog, toch staan er zo hier en daar struiken en zelfs een enkele boom. Verderop groeit een soort ‘gras’. We klauteren een stukje bergop en daarna lopen we een kloof in. Aan het einde is een soort kom, waar water zich na een regenbui verzamelt. Momenteel staat de kom droog. Een vijg wortelt in een rotsspleet, er zal in de diepte water zijn. We stappen weer in en rijden in vlot tempo – laat dat maar aan onze chauffeur over – naar een rots. We horen dat onze chauffeur 13 jaar oud is, nou ja, dat moet kunnen. Mijn eigen zoon reed op die leeftijd ook al rond in een Nissan Petrol.We klimmen enkele tientallen meters naar boven. Van hieraf hebben we een mooi uitzicht op een rotspartij in de verte, waar de zon onder zal gaan. Dat moment wachten we af en we rijden daarna weer terug naar het Wadi Rum Resthouse.Als we er bijna zijn, hoor ik links achter een vreemd geluid. Het zal toch niet het wiellager zijn? Ik neem mij voor om straks even te kijken, tenminste, als we het halen. Met een steeds onheilspellender geluid linksachter komen we aan bij het Wadi Rum Resthouse. Wat zie ik? Linksachter ontbreekt één wielmoer, er ontbreekt één tapeind en alle andere wielmoeren zitten los en niet zo’n beetje ook. Ook zijn de vier resterende wielmoeren alle van een ander fabrikaat. Onze chauffeur ziet mij kijken, werpt een blik, stapt in en rijdt weg. Ik neem aan dat hij sowieso geen gereedschap bij zich heeft. Zouden ze hier over ‘momentsleutels’ beschikken? We stappen weer in de bus en rijden in een half uurtje naar het Sand Rose Camp. Onderweg passeren we nog een paar van dit soort ‘bedoeïenen-campings’.
Ondertussen is het stikdonker geworden. Wij krijgen tent nummer 100 toegewezen. Gelukkig heb ik een zaklantaarn bij me, maar waar had ik dat ding toch weggestopt? Zoeken in het donker valt niet mee. Uiteindelijk toch gevonden. We zien dat er in deze tent twee éénpersoons-bedden staan. De tussenruimte tussen de bedden is hooguit een halve meter en ik schat dat de bedden zelf hooguit 1.80 meter lang zijn. Dat is heel krap!
Eerst gaan we ons warmen bij het kampvuur, want intussen is het koud geworden. Ik zie dat het net 12 graden is. Gelukkig doen bedoeïenen niet moeilijk over alcoholische drank, dat is in alle vormen verkrijgbaar.Een dansje maken helpt ook om weer warm te worden.Gelukkig is de kok aan het werk en tegen zevenen kunnen we opscheppen.Een wijntje erbij, wat wil je nog meer. Men zegt dat de sterrenhemel hier zo bijzonder is. Dat valt tegen, het is bijna helemaal bewolkt. Ik moet hier maar eens terugkomen.
Zou het mogelijk zijn om hier een voettocht te organiseren? Uiteraard met een gids en een dromedaris. Dan wel met een groepje van een man/vrouw of tien en een stuk of vijf dromedarissen, dan lijkt het tenminste nog een beetje op een echte karavaan. Ik moet eens informeren of dat kan, de woestijn heeft wel indruk op me gemaakt.
Iets verderop zijn toiletten en zelfs douches met warm water. Tja, de doucheruimte is niet verwarmd, dus laat ik mijn beurt voorbijgaan. Na nog een glas wijn houd ik het voor gezien en gaan we te bed. Nou ja, te bed, het bed is veel te klein voor mij. Mijn voeten steken zeker 20 centimeter buiten de bedombouw. De lakens en de dekens passen dus niet. Gelukkig had ik de winterovertrek van mijn slaapzak van huis meegenomen en daar kruip ik in. Ik zie dat de temperatuur inmiddels is gezakt tot 8 graden, maar ik heb het lekker warm.