Zondag 8 februari 2015
Laurabos – Thorn
Ik sta om halfzes op, want we willen om half acht gaan lopen. Vannacht heeft het wat gespetterd, maar nu is het droog. Ik heb redelijk geslapen, ik had last van mijn nek. Dat heb ik eigenlijk nooit. Ik bereid weer twee bekers thee en havermoutse pap. Om half acht ben ik gereed voor vertrek, het schemert nog iets. We lopen niet terug naar het modderige pad van gisteren, maar lopen naar links. Daar moet volgens de kaart en mijn GPS een zandpad liggen.
Dat blijkt een graspad te zijn langs een sloot. Dat pad is ook niet alles, maar in elk geval beter te belopen dan die modder gisteren. Na een kilometertje komen we op de verharde weg uit. Achterwaarts maak ik een foto, we hebben dus aan de ‘boskant’ van de sloot gelopen. Sowieso is het in deze omgeving een vochtige bedoening. Het is zwaar bewolkt, maar in elk geval droog. De sneeuw is vannacht gesmolten, wat rest is een modderige bodem en plassen. Kijk, een alleraardigst kapelletje. Dit bospad heet de Arevensdijk. Hij loopt regelrecht naar Stramproy. Hier is de gemeentegrens van Stramproy. Eigenlijk moeten we rechtdoor dwars door Stramproy. Op dit vroege uur (kwart over negen) is alle horeca natuurlijk nog gesloten en we besluiten om door het buitengebied van Stramproy te lopen. Bij het schrikhek slaan we dus rechtsaf. Dit Mariabeeld siert de zijkant van een huis. ’t Is een soort van huisaltaar eigenlijk. Even verder steken we de grens met België weer over. Tot vlak voor Thorn lopen we over Belgisch grondgebied. Tjonge, dit is ook een drassig stukje graspad. Ik heb erg veel last van mijn nek. Het is eigenlijk geen doen. We moeten nog een kilometer of zestien. Dat is zo ongeveer vier uur lopen. Als ik doorloop en mij forceer heb ik mogelijk nog vele dagen last van mijn nek. Het is verstandiger om rustig aan drie kilometer terug te lopen naar het centrum van Stramproy, dat stukje naar Thorn blijft wel liggen, dat doe ik volgende maand wel.
In het gehucht Breyvin kom ik langs de Breyvin-kapel, hier kan ik mijn nood klagen. Om twintig over tien loop ik Stramproy in. De laatste drie kilometer had ik de koude wind tegen en ondanks mijn handschoenen heb ik koude handen. In de verte zie ik de kerktoren, daar is het centrum. Ik hoop dat er een restaurant open is, dan kan ik een beetje opwarmen. Kijk, de kerk van Stramproy, volgende keer kijk ik wel hoe hij heet. Tegenover de kerk staat restaurant De Luifel. Het bordje ‘Open’ brandt, maar dat zegt natuurlijk niets. Gelukkig, ze zijn net open, ik ben de eerste klant. Ik bestel koffie met vlaai. Tja, dit is Nederland, dus de kopjes zijn aan de kleine kant en de vlaai is zuinig gesneden. Toch, prima koffie en de vlaai is ook goed. Ik bestel nog een tweede bak en kom helemaal bij. Ik vraag hoe het zit met de bus. Het bedienend meisje weet het precies en ik besluit de bus van 11.25 uur te nemen naar Weert. Daar ben ik om 11.45 uur en na tien minuten komt de Intercity voorrijden. Even na drieën ben ik thuis. Het weer is heel redelijk en mijn tent kan ik meteen buiten ophangen.
Tja, jammer dat het zo gelopen is, het is niet anders. Albert: bedankt!