Donderdag 19 juni 2014
Courmes – Saint-Jeannet
Ik sta om acht uur op. Het ziet er goed uit buiten, ik bedoel het weer. Vanaf halfnegen genieten we het ontbijt. Virgile heeft de tafel keurig gedekt. Om kwart over negen stappen we op. Nog eenmaal een blik achterom en meteen stijgen naar het dorp. Links achteraan is een restaurant gevestigd. Zo te zien zijn ze al open. Toch wel relaxt wonen hier. Meteen na het dorp gaat de GR51 verder. Zou deze GR pas in 2002 beschreven zijn? Nee, Menno zegt dat de GR51 al tientallen jaren op de kaarten van het ING staat. Louis, in elk geval bedankt! Een handwijzer. St-Barnabé – GR51, die is voor ons. We staan hier op 645 meter hoogte en meteen gaan we stijgen. Tja, die 100 meter vanaf La Cascade tellen uiteraard niet mee. Uiteraard staat er ook een kruis. Wat een mooi pad! Maar links zie ik moestuinen, de locals hebben baat bij een net pad. Hier wordt het pad al wat minder, maar het is goed te doen. Langzaamaan stijgen we door een prachtig gevarieerd bos. Hier en daar kunnen we genieten van het uitzicht. Een bron, koel en helder water zo uit de bergen. Waarom staat deze essentiële informatie niet op de kaart of ergens beschreven? Het is 20 graden in de plus, een lekkere wandeltemperatuur. Daar in de diepte ligt ‘ons’ dorpje Courmes. Uiteraard is La Cascade niet zichtbaar, dat ligt verscholen in de bossen. Het bos wordt wat dunner, een zeker bewijs dat we de hoogvlakte naderen. Nogmaals Courmes. De Gorge du Loup is nu goed te zien, het is een echte kloof. Ergens op de grens kloof/bos loopt het Aquaduct van Foulon. Vanaf hetzelfde punt van zojuist ‘kijk’ ik nu meer noordwaarts. ‘Danger’. Wat zou dat te betekenen hebben? Verder maar weer. Heel in de verte liggen twee dorpjes, te weten Gréolières en Cipières. Daar zijn we geweest en sindsdien hebben we een grote lus gemaakt. Het stijgt nog iets, maar niet veel meer. En hier zijn we op de hoogvlakte op 950 meter. We lopen over een iets dalende jeeptrail. Sowieso zijn de plateaus nooit helemaal vlak. Het is kwart voor twaalf en we pauzeren bij het kapelletje van Saint Jean-Baptiste. Op de kaart staat St-Barnabé. Is dat hetzelfde? Dat is mij niet duidelijk. Na een halfuurtje stappen we weer op. In de verte staan twee huizen. Wel tamelijk eenzaam wonen zo aan de D302. Hooiland, we naderen de beschaving. Dit huis hoort erbij, maar er is geen levende ziel te bekennen. Het zal binnen wel donker zijn zo met alle luiken dicht. Ik ben eruit, dit is St-Barnabé. Is dat een restaurant? We lopen er even heen. Nee, het is privé. Sowieso is ook hier geen levende ziel te bekennen.
Een opknapper. Zal ik langs de makelaar? Een kerk met een pomp. Het hek zit op slot, dus ik weet niet of er water is. Een handwijzer. Sowieso zitten we op de GR51 en we moeten richting Vence. Dat ‘Plan des Noves’ kan ik op de kaart 1:100.000 niet vinden. De D302 gaat hier over in een jeeptrail. Dat is ook redelijk prettig lopen. We zitten goed en volgen het onderste bord. Sowieso staan genoemde plaatsen niet op onze kaart. Als u hier gaat lopen schaf dan de kaarten 1:25.000 aan! In de verte ligt Vence en nog verder de Middellandse Zee. Hier is in het verleden landbouw bedreven, maar het kan ook zijn dat de muurtjes dienden om de schapen in hun ‘hok’ te houden. Zo’n holle weg heeft ook wel wat. Dit is gewoon het begin van een kloof. De (droge?) rivier ligt rechts van ons. De brem staat er mooi bij. In het najaar is het hier natuurlijk ook mooi, maar dan mis je de bloeiende brem. We zijn alweer aardig gedaald en daarmee stijgt de temperatuur. Het is nu 30 graden in de plus. Richting Col de Vence gaat het. Zoals gewoonlijk loopt Menno een stukje voor mij uit. Kijk eens aan, daar loopt de D2. In het concept-wandelplan was het de bedoeling om op de D2 de bus te nemen naar Vence en daar te overnachten. Is daar wel een bushalte? Dat was onzeker, dus in het nieuwe plan werd Saint-Jeannet de overnachtingsplaats. Zie ik daar op de parkeerplaats auto’s staan? Zeker weten!
Als ik op de kaart de enorme omweg zie naar Saint-Jeannet, zinkt de moed me in de schoenen. Dat is nog zeker vier uur lopen! Ik neem me voor om te proberen een lift te krijgen naar Saint-Jeannet of anders naar Vence. Het is bij vieren. Menno loopt sowieso door.
Er staan vier Fransen met elkaar te praten en ik vraag of ik mogelijk een lift kan krijgen. Dat kan, deze echtparen zijn bevriend en met twee auto’s. Ze hebben een stukje gewandeld en ik kan mee naar Vence.
Het gas gaat erop en de 8 à 10 kilometer naar Vence zijn zo overbrugd. Ik bedank het echtpaar hartelijk en zie een terrasje. Ik vind dat ik dat wel heb verdiend. Oeps, het is hier nog iets warmer dan zojuist. Dat meisje in het wit doet de bediening en ik bestel een cola. Verder vraag ik waar het busstation is. Dat weet ze gelukkig, het is aan het eind van de straat. Om half vijf loop ik naar het busstation. Die bus is het niet, de mijne gaat om vijf uur. ’t Is maar een klein busje dat komt voorrijden, maar stipt op tijd vertrekken we. We rijden een onnavolgbare route en om halfzes staan we onderaan de heuvel waarop Saint-Jeannet ligt. Iedereen stapt uit, verder gaat de bus niet. Wat een verrassing! Ik moet nog een heel eind stijgen. Druk is het niet. Uiteindelijk kan ik iemand de weg naar ‘The Frogs House’ vragen. De man is zo behulpzaam om even mee te lopen. Waar maak je dat nog mee?
Daar is het, het kan niet missen. Het is tien voor zes, heb ik toch fijn twintig minuutjes mogen stijgen. Ik wordt hartelijk ontvangen door twee jonge mensen die voortreffelijk Engels spreken. Ik krijg de kamersleutel en hoor waar de restaurants zijn gelegen. Vanaf het balkonnetje maak ik deze foto. Ik ga eerst maar onder de douche, ik ben aardig doorweekt.
Op een steenworp afstand van ons hotel staat dit restaurant. Het lijkt mij prima, naar die andere twee of drie restaurants ga ik niet op zoek. Er zijn drie onder elkaar gelegen terrassen, op de onderste serveren ze pizza’s. Daar heb ik wel zin in. Prima te eten, zeker met de halve liter rode wijn erbij. Verdorie, ik ben vergeten mijn pilletjes te slikken om zes uur. Dat wordt dus een dik uur later. Mijn INR heeft de neiging te gaan jojoën als ik niet precies om zes uur mijn pilletjes slik. Het is niet anders. Op het grootbeeld TV-scherm speelt Columbia tegen, tja, tegen wie. Ik vraag het even aan een Engelse voetballiefhebber die er met zijn vriendin helemaal voor gaat. Het blijkt Côte d’Ivoire te zijn. Wordt daar ook al gevoetbald? Met voetbal is niets mis natuurlijk, maar waarom zijn ze toentertijd gestopt met die gladiatorgevechten? Dat was toch zeker veel spannender? Indertijd lustten ze er in deze omgeving wel pap van.
Om half acht reken ik af en loop naar het hotel. Ik bereid een beker thee en slik mijn vergeten pilletjes. Om half negen ontvang ik een sms’je van Menno. Hij ziet Saint-Jeannet liggen. Half negen!! Ik ben blij dat ik vandaag tijdig afgehaakt heb. Hm, is hij er al? Menno zit te eten in het eerste restaurant dat hij zag. Dat is dus aan de andere kant van het dorp. Het is even zoeken, maar ’t is inderdaad het laatste restaurant. Ik ga er even bij zitten en vertel dat we een mooie kamer hebben. Tegen tienen stappen we op en om half elf lig ik erin.