Donderdag 19 april 2007
Trinidad
We staan om zeven uur op en een kwartiertje later zitten we aan het ontbijtbuffet.
Vandaag gaan we naar Trinidad, zo ongeveer 80 kilometer hier vandaan. Tegen een uur of tien zijn we er. De weg erheen was niet best, erg smal en slecht onderhouden. Toch rijdt Jorge hier rustig 100 kilometer/uur en zwaait onderweg nog uitgebreid naar collega’s. Onderweg passeren we een standbeeld van een Indiaan, de oorspronkelijke bevolking. Helaas zijn deze zo goed als uitgestorven, omdat zij ten gronde gingen aan door de Spanjaarden geïmporteerde ziektes. We beginnen met een rondwandeling en als eerste bestijgen we een verroeste wenteltrap. Het uitzicht over de daken oogt ietwat troosteloos. Het is wel prachtig weer, dat scheelt toch wel. Beneden staat een jongeman broodjes varkensvlees te verkopen. Het ziet er lekker uit, maar ik ben niet van plan zo’n broodje te nuttigen. Trinidad heeft zijn koloniale uiterlijk uit het midden van de 19e eeuw weten te behouden. De stad is in 1988 op de Werelderfgoedlijst geplaatst. We lopen door de straatjes en het ziet er prachtig uit. Ook hier gaat het transport voornamelijk met paard en wagen, Oldtimers en antieke tractoren. De bevolking probeert wat te verdienen door het verkopen van souvenirs, helaas wordt er ook gebedeld. Gladys laat ons het plaatselijke drankje proeven. Het bestaat uit rum, honing, citroen en een beetje water.
Aan het Plaza Mayor staat de kathedraal Parroquial Mayor uit 1868. Aan ditzelfde plein staat ook het Museo Romántica. Dit huis was vroeger eigendom van de familie Brunet uit Spanje. Deze mensen hadden het niet slecht, getuige een prachtig bureau uit Oostenrijk, een marmeren badkuip en porseleinen borden uit 1823.
Vanuit het raam op de bovenverdieping maak ik een foto van het Plaza Mayor. We lopen een winkel binnen voor de lokale bevolking. Nou ja winkel, er is haast niets te koop. Ook zien we hier een bonnenboek liggen. Iedere Cubaan heeft een bonnenboek waarmee levensmiddelen kunnen worden gekocht. We lopen de markt over waar voornamelijk linnen wordt verkocht. We kopen een tafelkleed. Daar heb je nog iets aan en tegelijk steun je de Cubaanse bevolking.
We proberen nog iets af te dingen, maar de verkoopster begint bijna te huilen en laat foto’s zien van haar – kleine – kinderen. Tegen zoveel acteerwerk kunnen we niet op en we betalen de volle prijs. We mogen nog even op eigen gelegenheid rondwandelen en daarna lopen we naar een restaurant waar we lunchen. Dit restaurant is een voormalige gevangenis, ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Ik laat het me weer goed smaken, van het ijstoetje is de ananas het lekkerst. We rijden richting Sancti Spíritus door het zogeheten dal van de suikermolens.
In de bloeiperiode waren hier 43 suikermolens in bedrijf. We bezoeken de Torre de Manacas-Iznaga, gebouwd om de slaven, die op de plantages werkten, in de gaten te houden. Het is een behoorlijke klim en de laatste – houten – trap, zeg maar ladder, is niet in zo’n beste conditie. Wel een prachtig uitzicht. Ik koop nog een 2-literfles cola. Die kost me 2 Pesos.
We stappen weer in de bus en rijden terug naar Cienfuegos. We maken een rondwandeling, het plein en de triomfboog is aardig, voor de rest valt het een beetje tegen. We rijden terug naar het hotel en het naastgelegen pand valt me weer op. Het schijnt een soort nachtclub te zijn. Wat moet ik me daar nu bij voorstellen. We spreken af dat we vanavond voor de verandering gaan eten in een Paladares. Dit zijn kleinschalige restaurants waarvan de uitbater tevens de eigenaar is. In een communistisch land kan dat eigenlijk niet, maar er moet wel een vergunning worden aangevraagd en uiteraard belasting worden afgedragen. Het eten is eenvoudig, maar prima van smaak. Het toetje is iets echts Cubaans.