Woensdag 25 april 2007
Las Tunas – Santa Clara
Om zeven uur staan we op, we zijn niet geëlektrocuteerd. Ach, dat er nog elektriciteit is op Cuba, dat mag al een wonder heten. Om kwart over zeven bekijken we het ontbijtbuffet en oh wonder, het ziet er prima uit. Ik neem om te beginnen cornflakes, stokbrood met gebakken ei en spek en koffie. Het smaakt prima, alleen jammer dat er hier zoveel vliegen zijn. Zouden ze hier de vloer wel eens dweilen? Personeel loopt er genoeg, ik tel zo een man/vrouw of twintig. Ze houden zich massaal bezig met onduidelijke dingen.
Verder proberen ze zo onaardig mogelijk te kijken en dat gaat ze prima af.
We checken gelukkig uit, vandaag staat de lange rit naar Santa Clara op het programma. Het is hier maar liefst 475 kilometer vandaan. En dat over Cubaanse wegen! Ik maak nog snel een foto van een van de prachtige agaves in de tuin. In de verte zie ik zeker een man of twintig met een kapmes de berm maaien. En dat in de hete zon, het is vandaag onbewolkt. We zijn tegen tienen in Las Tunas, een klein stadje. De weg was redelijk te berijden, het landschap niet echt aantrekkelijk. In Las Tunas lopen we een klein rondje. Tot mijn geluk komen we langs een tabaksfabriek, ik hoor het aan de radio. Het raam zit op bijna twee meter, maar met een beetje rekken kan ik een foto maken. Het ziet er precies zo uit als de eerder door ons bezochte tabaksfabriek, inclusief de opbeurende leuzen aan de muur.
Ik doe natuurlijk iets illegaals, dus lopen we snel door. We hebben nog meer geluk. Op straat zien we een groep lifters. Het mooie is dat ook het liften door de Staat geregeld wordt. Kijk naar de man in het gele uniform. Dat is de regulateur! Hij houdt de passerende – lege – vrachtauto’s aan, die verplicht zijn om te stoppen. Aan de regulateur betaal je een klein bedrag, afhankelijk van de afstand die je wilt overbruggen. De chauffeur krijgt uiteraard niets. En dan, met wat geluk, kun je mee. Hier zie je dan zo’n vrachtauto, al helemaal voorbereid op de komende regentijd.
Als haringen in een ton, of zouden ze daar op Cuba een andere uitdrukking voor hebben? Het is niet te geloven. Ook vrouwen liften, we horen van Gladys dat het voor vrouwen niet gevaarlijk is. We rijden naar onze koffiestop, gelegen aan een groot verkeersplein.
Vandaag is mijn geluksdag, eindelijk zie ik kans om een groot propagandabord van Che te fotograferen. Ze zijn er in het hele land, maar ja, meestal zitten we dan net in de bus. ‘Hasta la Victoria Siempre’, oftewel: ‘Tot de overwinning, Altijd’. Het verkeersplein is piekfijn onderhouden, de cactussen en de agaves staan er prima bij. De twee obers doen hun uiterste best om zo ongastvrij mogelijk te doen. Zouden ze ons haten? Tja, in hun geval zou ik dat wel doen. In hun ogen zijn wij natuurlijk rijke patsers. Het is niet anders, als ze eens wisten.
We verlaten Las Tunas en hobbelen over de zoveelste spoorlijn heen. Merkwaardig, ik heb tot nu toe nog geen enkele rijdende trein gezien.
Het trekt een beetje dicht, maar warm is het wel. We rijden door het platteland, soms passeren we een dorpje. Het is weinig spectaculair. Weilanden met louter een beetje vergeeld gras, toch grazen er koeien. Dit moet wel een speciaal soort zijn.
Lage boomgroepen, hier en daar staan wat paarden. Veel suikerriet en de oogst is aan de gang. Ik zie combines van voor de revolutie. Die dingen zijn zwart van boven tot onder. Later begrijp ik dat: voordat het suikerriet geoogst wordt, wordt het suikerrietveld in brand gestoken. Al de vergeelde bladeren verbranden en alleen de stengel blijft staan. Vandaar dat die machines zo zwart zijn, het is gewoon roet. Voor het milieu lijkt deze wijze van werken niet zo goed. Hebben ze in Wageningen niet een goed idee? Dat verbranden is in, ook afgestorven grasvlaktes en onduidelijke vlakten stoppelland zijn in brand gestoken. Vandaar dat er op sommige dagen zo’n rookgordijn over Cuba hangt.
Even na half twee zijn we bij restaurant Finca Oasis. Daar hebben we op de heenweg ook al eens geluncht. Ik neem weer varkensvlees, dat bevalt me altijd goed. Om kwart over vijf zijn we in Santa Clara. Het laatste stuk ging weer over de autopista, dat schoot lekker op. Eerst bekijken we een klein beeld van Che Chevara, tenslotte is dit ‘zijn’ stad. Hier is hij de arts met een kind op de arm. Dit ‘beeld’ doet mij toch sterk ergens aan denken. In de rechterhand – nauwelijks zichtbaar – een Cubaanse sigaar. Daarna rijden we door naar de spoorlijn waar Che op 28 december 1958 een gepantserde militaire trein liet ontsporen met behulp van een bulldozer. Dit was voor Batista reden om – met medeneming van 300 miljoen dollar aan contanten – de wijk te nemen. We maken nog een kleine rondwandeling door het centrum van Santa Clara. Het oogt zowaar enigszins opgeknapt. We rijden de stad uit, het hotel zit dus niet in het centrum. Een heel stuk buiten de stad draaien we een oprit in. Dit is zo te zien een zeer luxe hotel. We krijgen een welkomstdrankje bij het zwembad, dat mag er wezen. Hier moet ik maar eens terugkomen om een dagje te zwemmen en te zonnen, nu is daar geen tijd voor. Het hotel bestaat uit een aantal bungalows, het is niet te geloven. Ook de tuin mag er zijn, hier zijn kosten nog moeite gespaard. De koffers worden met een soort golfkarretje naar onze bungalow gereden. Het diner gebruiken we in het hotel, we zitten te ver van de stad af. Dat diner – buffetsysteem – is prima. Ook het bandje doet goed zijn best, maar ja, we hebben al twee CD’s. Het toetje is ook prima, in elk geval zal het aan de calorieën niet liggen. ’s Avonds is er een heuse show bij het zwembad. Ik maak toch maar een fotootje, hoewel ik weet dat het niet werkt. Het is te donker en de dames en heren bewegen te snel.
Het geluid is van zeer goede kwaliteit en ik kan daar toch wel een beetje over oordelen. Uiteraard komen de dames langs met de uitgeholde kalebas en doneren wij, op vrijwillige basis, enige Pesos. Ze hebben hun uiterste best gedaan en dat mag beloond worden.
We gaan laat naar bed, het is al bij elven!