Lieve lezer(essen)s van mijn wandelavonturen,
Reisverslag Cuba
van zondag 15 april t/m vrijdag 27 april 2007
Zondag 15 april 2007
Amsterdam – Havana
Half zes gaat de wekkerradio. We blijven nog even liggen, maar uitslapen is er vandaag niet bij. Na het ontbijt en de afwas stappen we tegen zevenen in de auto van onze zoon, die ons naar het station rijdt. Bij aankomst blijken de perrons leeg, meestal geen goed teken. De monitor geeft aan dat de trein om 07.19 uur vertrekt, geen paniek dus.
Even later lopen er nog een aantal mensen het perron op. Precies op tijd komt de trein voorrijden en na een overstap in Amersfoort arriveren we volgens de dienstregeling op Schiphol. We kunnen elektronisch inchecken, maar de balies zijn open en de rijen onwaarschijnlijk kort. Na even wachten overhandigen we onze tickets en paspoorten aan de grondstewardess. Alles blijkt in orde en onze koffers gaan op de band. We lopen naar de locatie waar vorig jaar de handbagage werd gecontroleerd. Vreemd, er is hier alleen nog een balie van de Marechaussee. Onze paspoorten worden gecontroleerd door de dienstdoend wachtmeester. De controle handbagage zal wel weer plaatsvinden bij de gates, net als voorheen. ‘Plus ça change, plus ça reste la même chose’, zeggen de Fransen. Ik koop nog drie diafilms en Orchideetje valt voor een tube crème. Dit laatste blijkt uiteindelijk precies hetzelfde te kosten als bij de plaatselijke Etos. De tube gaat wel in een verzegelde plastic zak, dat geeft toch wel een bepaalde meerwaarde.
Belastingvrij shoppen is toch echt verleden tijd.
We nuttigen koffie, thee en appeltaart in restaurant ‘De bonte Koe’ en tegen 10.30 uur lopen we naar gate D47. Volgens het informatiebord is dat een wandeling van 20 minuten en dat klopt wel zo ongeveer.
Na een half uurtje wachten kan de handbagage door de scanner en wijzelf door het poortje. ‘Piep’, zegt het poortje en ik word vluchtig gefouilleerd. Mijn schoenen hoeven niet eens uit! De controle is toch heel wat soepeler dan voorheen. Orchideetje haar rugzak bevat contrabande. Cuba is weliswaar niet belligerent, maar toch. De rugzak moet open en het blijkt dat een potje met een restje crème de boosdoener is. Tja, crème en crème is twee en er bestaat ook explosieve crème. Met dank aan de moslimextremisten mag het potje in de afvalton.
Ons toestel blijkt een Boeing 767-300ER.Er kunnen 110 Comfort Class en 164 Economy Class passagiers mee. Dat zijn er dus 274. Als ik zo om me heen kijk, zitten die er ook in! Het maximum startgewicht is 184.600 kilo. Dat moet makkelijk kunnen met twee motoren en twee man in de cockpit. Het maximum vliegbereik is 11.350 kilometer, dus Cuba kunnen we halen, dat is maar 7826 kilometer, mits de piloot eraan gedacht heeft het toestel af te laten tanken. We hebben iets vertraging, dat konden we al zien in vertrekhal 3 (tegenwoordig ‘lounge’ geheten!). De vliegtijd is 10 uur precies, maar we halen 6 uur in, dus eind van de middag zijn we er al. Ik zit gelukkig bij het raam, en maak wat foto’s. Precies 12.32 uur zijn we los van de gate. Dan taxiën naar de Bulderbaan. Dat gaat met een aardig vaartje, maar pas te 12.55 uur draaien we de startbaan op. Er zit nog een Boeing 747 voor ons en daarvoor zit nog een ander toestel.Het gaat vlot, want na een minuutje wachten gaat het volgas. Los zijn we en even later zitten we boven Spaarndam. Nog even later boven het Noordzee kanaal en daarna passeren we de kust. Na twintig minuten zitten we al op 8.500 meter hoogte en de snelheid is 907 km/u. De temperatuur buiten is -410. Dat is allemaal mooi te zien op de monitor. We krijgen een Martinair dig E player aangeboden. Op zo’n ding kun je een aantal films bekijken. Omdat we Comfort Class zitten is het gratis, Economy Class betaalt €12,- voor deze grap. Overigens, ik hoef zo’n ding niet.
De beenruimte in Comfort Class is heel behoorlijk, maar je moet daarvoor wel €95.- bovenop de ticketprijs betalen (retour).
We krijgen eerst een glaasje water, zelf drinken mee aan boord meenemen mag sinds kort niet meer. Daarna kunnen we kiezen uit een kip of pastamaaltijd. Ik kies voor kip (met rijst) en ik moet zeggen: het smaakt heel redelijk. Ik bestel er een pilsje bij en later volgt koffie (of thee) eventueel met een likeurtje. Dat laatste sla ik maar af. Eergisteravond kreeg ik ineens vreselijke buikpijn. En ik ben niet eens een meisje!
Slecht geslapen die nacht natuurlijk. Ik zag mijzelf al onder de operatielampen liggen met een grijnzende chirurg boven me. ‘Ach meneer’, ‘die ontstoken appendix wippen we er in tien minuten uit’. ‘Maar mijn vakantie dan?’ ‘Zondagochtend moet ik vliegen’. Zaterdagochtend was ik zo duf als een konijn. Gelukkig was het prachtig weer en kon ik op ons nieuwe terras in het zonnetje zitten. Ik kreeg zelfs een beetje trek en na een boterham en een kopje thee voelde ik me al een stuk beter. Dit was geen ontstoken appendix, maar wat dan wel? Vandaag maar rustig aandoen en vanavond op tijd naar bed. Zaterdagavond voelde ik bijna geen pijn meer. Morgen vliegen, ik moest het maar een paar dagen aanzien. Op Cuba is de gezondheidszorg trouwens gratis, dat scheelt weer no-claim.
De vliegreis schiet inmiddels aardig op. Ik heb mijn horloge vast zes uur teruggezet.
We krijgen nog een saucijzenbroodje met een glaasje sap. Geen verkeerde maatschappij, dat Martinair, dat heb ik in het verleden wel anders meegemaakt. Toch geloof ik niet dat ze zelfstandig kunnen blijven met hun 6 x Boeing 767 en 3 x A320. Verder hebben ze nog 11 vrachtvliegtuigen. Of zijn de aandelen allang in handen van de grote jongens?
Dat vliegbedrijf is toch maar een raar wereldje. Precies 16.45 uur staan we op de grond. Eerst moeten we één voor één door de immigratiecontrole. Ons paspoort en het ingevulde visumformulier wordt uitputtend bestudeerd. Het dienstdoend personeel kijkt daarbij zo onaardig mogelijk, want dit is uiterst belangrijk werk. We zouden eens antirevolutionairen kunnen zijn.
Daarna naar de bagageband. Net als de koffers eraan komen valt de stroom uit, met als gevolg dat we in het donker staan en dat de bagageband tot stilstand komt.
Na een minuutje gaat het licht weer aan en de bagageband begint weer te draaien.
Het uitvallen van de stroom met bijbehorend ongemak herhaalt zich nog een keer of vier. Uiteindelijk hebben we onze bagage en kunnen we naar de uitgang. Daar staat onze reisleidster ons op te wachten en kunnen we naar de bus. Het regent en niet zo’n klein beetje ook. Dat had ik niet verwacht. Na een minuut of twintig rijden we de buitenwijken van Havana in. Inmiddels is het droog en er zijn heel wat mensen op straat. Wat me rauw op het lijf valt, is dat het hier een verschrikkelijk grauwe bende is, het lijkt het voormalig Oostblok wel. Alles is even vervallen en verveloos. Betonrot, puin, auto’s uit de jaren vijftig, plassen water, gaten in de weg: het is niet te geloven. Hier is in vele tientallen jaren geen spat onderhoud uitgevoerd. De mensen op straat zijn tamelijk sjofel gekleed. Ik schaam me gewoon voor mijn eigen – relatieve – rijkdom.
Gladys – onze Cubaanse gids – geeft in het Nederlands enige informatie. Sinds kort is met Amerikaanse dollars niet meer te betalen. Dollars wisselen kan, echter de bank berekent een boete van 10%. Met Euro’s betalen kan ook niet, we kunnen deze wisselen in ons hotel of de bank voor Convertible Pesos. Dat is de munt waarmee de toerist betaalt, de bevolking gebruikt Nationale Pesos. Voor €50,- krijg je in het hotel 50 Pesos en bij de bank 60 Pesos. De verhouding Convertible Pesos en Nationale Pesos is 1:25. Een Nationale Pesos is dus zo goed als niets waard! Pinnen kan hier en daar, echter niet met onze gewone bankpassen. Het kan uitsluitend met een creditkaart, mits deze niet van Amerikaanse origine is. Je moet dan wel een creditkaart met een pincode hebben.
Ik heb zo’n creditkaart, maar ben niet van plan dat ding te laten ‘opeten’ door een Cubaanse pinautomaat. We hebben voldoende – hoop ik – euro’s in contanten meegenomen om deze naar behoefte om te wisselen. Uitvoeren van Pesos is verboden en ook niet zinvol, omdat je deze nergens ter wereld kunt omwisselen. Het is maar een weet. Mobiel bellen moet overal op Cuba kunnen. +31, de nul weglaten en dan het nummer. Ik weet niet welke frequentie er op Cuba gebruikt wordt, maar ik heb een driebands mobiel en heb er alle vertrouwen in. Gezien het tijdsverschil met Nederland zal ik morgen een poging wagen.
Inmiddels naderen we het centrum. De monumentale gebouwen rijk versierd met ornamenten vallen op. Toch zijn de meeste net zo verveloos en gehavend als de gewone bebouwing. Dit moet in het verleden een rijk land zijn geweest! Rond kwart voor zeven zijn we bij het hotel. Tjonge, het is warm, erg warm eigenlijk. We krijgen een welkomstdrankje en de sleutel van de kamer. Onze koffers worden door zorg van het personeel naar de kamer gebracht, dat is gewoon zo op Cuba. Het kost je wel elke keer 1 Pesos (per kamer), maar ja, deze mensen leven daar gewoon van. Ik zie het maar als ontwikkelingshulp. In de hal bevindt zich een lift uit het verre verleden. Toch werkt het ding vlekkeloos en vooral geluidloos! Ook op de kamer is het warm. De airco zetten we niet aan, we worden daar alleen maar verkouden van. Het is een eenvoudige kamer en ik schat de hoogte van het plafond op zeker 5 meter. Fijn als je hier moet behangen.
We lopen de straat even op. Het begint te schemeren. Er zijn veel mensen op straat, toeristen uiteraard, maar ook veel Cubanen. Het verschil is opmerkelijk. De toeristen zijn uitgedost met camera’s (soms twee!), mobieltjes, horloges en rugzak. Vaak met korte broek en op slippers. Veelal rood verbrand. De gemiddelde Cubaan danwel Cubaanse is eenvoudig gekleed (zelfgemaakt?), mannen met een lange broek en vrouwen vaak in een minirok. Mobieltjes zie ik niet, er wordt gebruik gemaakt van de openbare telefoons die aan de huizen zijn gemonteerd. Opmerkelijk genoeg zie ik maar zeer weinig Cubanen met een horloge. Het kan zijn dat ze de tijd hebben. Op de hoeken cafés en restaurants.
Hier en daar hoor ik live muziek. Dit land heeft wel iets. Ik begin al te wennen aan de verveloze en afgebladderde staat van onderhoud. Stel dat ze dit hier allemaal keurig zouden renoveren, dan is de sfeer weg, vrees ik. Dan zou het wel heel erg op Zuid-Frankrijk gaan lijken.
We lopen terug naar ons hotel. Op het dakterras schijnt een bar te zijn. Dat klopt ook, echter de tafeltjes bij de muur zijn allemaal bezet en verderop waai je letterlijk uit de hemd. Het is bij negenen en we lopen maar naar de kamer. Tenslotte is het voor ons gevoel al drie uur in de nacht!