Vrijdag 15 juli 2011
Smithers – Fort St. James – Prince George
Om half zeven staan we op. We hebben prima geslapen. Ook dit keer gelukkig geen (geluids)overlast. Om kwart over acht staan we met onze koffers voor de bus en even later vertrekken we. Een uurtje later stoppen we bij een ‘Restroom’ om een plasje te doen. Daarna houdt Willy (de man in het blauwe shirt) een briefing over het probleem van de Mountain Pine Beetle. Het is een klein insect (een soort ‘dennenscheerder’) die sinds 1993 de dennenbossen aantast. De bomen sterven af en het hout wordt waardeloos.
Verder vertelt Willy e.e.a. over de Hudson Bay Company. Dit soort briefjes heb ik al meer gezien. Ook vielen mij de borden op straat op, waarin meisjes worden aangeraden om niet te liften. Nu hoor ik de context van Willy.
Er verdwijnen hier regelmatig jonge meisjes spoorloos. Tragisch! We verlaten de Costal Mountains en de bergen maken plaats voor heuvels. Er is veel bos hier en vanuit de bus zien we grote gebieden waar de Mountain Pine Beetle bezig is.
Om halt twee lunchen we bij een meer. Het lunchpakket hadden we van het hotel ‘meegekregen’ à $14,- per stuk. Nou, veel bijzonders is het niet. Ze denken natuurlijk: als de mensen het openmaken zijn ze al te ver weg om te klagen. Nu, bij deze: ik klaag!
Er staat hier een stoomhijskraan uit het midden van de jaren dertig. Het meer is trouwens mooi. Het weer ziet er beter uit dan gister, er zit al wat blauw in de lucht. Hier vlakbij staat het historische fort St. James. Daar brengen we tussen twee en vier uur een bezoek aan. Met de bouw van het fort is begonnen in 1883. Uiteraard draaide het allemaal om de pelshandel. Bont voor dieren bestond natuurlijk nog niet. Er staan hier vijf gebouwen waarin een goed beeld gegeven wordt van het leven toentertijd.
We beginnen met het grote gebouw uiterst links. Dat is het warenhuis tevens bontopslag. Een gids geeft deskundige uitleg. Ik vraag het even, maar veel pelshuiden hangen hier al 40 jaar. Kwaliteit dus! Dit ‘karton’ schijnt toch echt gedroogde zalm te zijn. Eet smakelijk! En verder de gewone supermarktspullen zoals we die ook heden ten dage nog aantreffen bij Appie. Dit kleine gebouwtje is de opslagplaats voor gedroogde zalm en ham. Het volgende gebouw is de verblijfplaats van de mannen. Er is hier weer een gids in traditionele kledij, die uitleg geeft. Een slaapkamer (dichtgeplakt met kranten), nog een slaapkamer en de huiskamer (alle met fish-eye). In het volgende gebouw werden huiden geruild voor levensmiddelen. Het laatste gebouw heeft verschillende functies gehad. Het is het grootste gebouw en hier wordt een goed beeld gegeven van het leven toentertijd. We zien een slaapkamer, een kantoor, nog een kantoor, een huiskamer, de eetkamer, nog een huiskamer, nog een slaapkamer en nog een kantoor. We stappen weer in de bus en tegen zessen zijn we in ons hotel in de stad Prince George. Vandaag was het een echte ‘rijdag’ (480 kilometer) met toch nog een excursie.
Hm, dit hotel zit min of meer op een industrieterrein. Ik heb een ‘Wendy’ gezien en een McDonald’s. Daar kun je natuurlijk prima eten. Frites zijn er genoeg, ze worden net bevoorraad. Overigens, dit hotel heeft een binnentuin met zwembad. Tja, er hangt wel een beetje een chloorlucht. Om half zeven lopen we het hotel uit. We eten het liefst tussen de ‘locals’, toeristen zien we de hele dag al. Eerst passeren we een garagebedrijf. Kijk, zo’n Ford Mustang is altijd al mijn droom geweest. Of toch liever een Pick-Up? Daar kun je tenminste een fatsoenlijke caravan achter hangen. Voor zo’n $30.000 kun je er eentje meenemen. Twee gigantische dieselwolken, maar er hangen ook drie trailers met boomstammen achter. Het eerste restaurant houden we in gedachten, het is druk, we moeten hier eerst een half uur wachten. In het tweede restaurant is het ook druk, maar we kunnen meteen aan tafel. Het is de ‘Moxie’s Classic Grill’. De muziek staat hier wel erg hard, dat hoort hier zeker zo. We bestellen samen een Tandoori Salmon Salade. Ik ben geen konijn tenslotte.
Verder bestel ik de Slow-roasted Back ribs en de Shiraz huiswijn. De koks zijn er maar druk mee. Nou, de salade wordt keurig op twee bordjes geserveerd met voldoende bestek. Ze zijn zeker gewend dat de salade gedeeld wordt. Nou, de Black ribs waren zeker op de bon. Ik moet wel melden dat ik een ‘Halfrack’ had besteld en niet de ‘Fullrack’. Maar toch. Ik besluit met White chocolate Brownie. IJs dus. Ik moet zeggen, de salade was tot nu de lekkerste van Canada en ook het overige was van grote klasse. Het loopt hier trouwens als een speer, bij de ingang staan heel wat mensen te wachten op een plekje. Het jonge vrouwelijke personeel draagt hier trouwens extreem korte rokjes. Dat is zeker mode hier.
We rekenen af en lopen om half tien het restaurant uit. Op de hotelkamer kijken we nog even naar de TV, maar de ruim honderd kanalen bieden niets van mijn gading.